Wild

Penguins slogan 'Call of the wild' raakt aan een essentieel onderdeel van de hedendaagse natuurbeleving. Die is voor de mens als stadsdier nl. een vaak onbereikbaar gegeven geworden (tenzij je bereid bent het groen in de stad als natuur te zien). Het natuurboek is nog de enige bron om de afstand tussen mens en natuur te overbruggen. Zou daar de noodzaak van het menselijke verhaal liggen? In elk geval speelt het begrip 'wildernis' een belangrijke rol in het hedendaagse schrijven over natuur, zoals titels als Jay Griffiths' Wild (2006) en Robert MacFarlanes The wild places (2007, vert. De laatste wildernis) benadrukken. Beide Britse auteurs gaan na of er nog ongerepte plekken te vinden zijn, maar waar Griffiths ze zoekt in de verre uithoeken van de aarde, beperkt MacFarlane zijn exploratie grotendeels tot het vaderland. Griffiths laat zich volledig meeslepen door een gesublimeerde notie van het begrip 'wildernis' in de zeven jaar dat ze verscheidene continenten afreist. Daarbij aanhoort ze ook overal verhalen van de vernietiging van de natuur en de wreedheid t.o.v. de oorspronkelijke bewoners. Ze gebruikt een verscheidenheid aan literaire elementen (reisverhaal, memoires, dagboek, reportage etc.) in een door adrenaline opgevoerde schrijfstijl. Griffiths gebruikt een variatie op de klassieke elementen om haar elemental journey te structureren: 'Wild earth', 'Wild ice, 'Wild water', 'Wild fire', 'Wild air', 'Wild mind'. Daarbij verleent het element 'ijs' zijn symbolische bestaansrecht aan de opwarming van de aarde en het wegsmelten van de poolkappen en de gletsjers. De 'Wild mind' staat voor de reflectie op het einde van het boek waarbij in twee hoofdstukjes 'The tragedy of wasteland' t.o.v. 'The comedy of wildness' geplaatst wordt.

Jay Griffiths: Wild, Penguin London, 2008, 420 p. ISBN 9780141006444


© 2024 | MappaLibri