Toen
Cuba nog gebeiteld zat in de starre orthodoxie van het Castro-communisme, eind
vorige eeuw dus, was een verhaal publiceren rond homoseksualiteit allesbehalve
evident. In de jaren zeventig en ook nadien nog werden homoseksuelen, en
trouwens iedereen die geacht werd de obligate ideologie af te vallen, zwaar
aangepakt; viel zulke opposanten al geen strafkamp ten deel dan werden ze
monddood gemaakt in een of andere fabriek, verbannen naar de uiteinden van het
eiland of, zoals later gebeurde, meegesmokkeld met de bootvluchtelingen van de
grote uittocht naar de V.S. Schrijvers hoorden op straffe van gevangenis
uitsluitend de hegeliaanse politieke concepten te illustreren waar de Revolutie
achter stond.
Over
die hachelijke periode is het dat Senel Paz in 1990, wanneer in Cuba eindelijk
iets begint te bewegen, deze novelle publiceert, waarvoor hij vrijwel meteen de
prestigieuze Juan Rulfo-prijs voor verhalen krijgt, en enkele jaren later, als
het verhaal verfilmd wordt, aandacht wereldwijd. Paz is op dat gloriemoment een
veertiger die in de lijn van de Revolutie is meegegroeid, daaraan zijn
ontplooiing dankt (afkomstig uit een straatarme familie werd hij journalist
dankzij een beurs van het regime) maar die zich ook gekneld voelt in het
keurslijf door datzelfde regime opgelegd, zeker wanneer hij in zijn
beroepssfeer de repressie aan den lijve ondervindt.
Het is in die context dat zijn
novelle, onder de oorspronkelijke titel ‘De wolf, het bos en de nieuwe mens’,
het licht ziet (de titel van de huidige vertaling is die van de succesfilm).
Het verhaal gaat over twee mannen die een ongewone vriendschap onderhouden. De
ene, David, is een rechtgeaard student, plichtsgetrouw aanhanger van de
Revolutie, lid van de Jeugdbrigades, kortom de verpersoonlijking van de ‘Nieuwe
Mens’ (u herkent daarin de auteur, neem ik aan). De andere heet Diego en lijkt
diens tegenpool te zijn. Hij houdt van elitaire (maar verboden) literatuur, van
exotisch eten en Chinees porselein, allemaal decadente aberraties volgens de
Revolutie. Daar bovenop is hij gelovig en homoseksueel, de decadentie in het
kwadraat. Maar anderzijds is Diego ook een groot kenner van de Cubaanse cultuur
van vroeger en nu, tot dan toe onbekend terrein voor David, en dat wordt het
raakpunt tussen beiden.
Zo leert Diego David voeling krijgen met de ‘vergeten’ want
dissidente en bovendien homoseksuele Cubaanse auteur José Lezama Lima, wat in
de geest van de jonge communist gensters slaat omtrent het primaatschap van
kunst of ideologie. Heeft kunst een politieke functie, of gehoorzaamt ze haar
eigen wetten : daar draait het uiteindelijk om. De uitkomst van de almaar
acuter tegenstelling leest u zelf wel.
De publicatie van dit
doelgericht verhaal en, meer nog, de release in 1993 van de film markeerden een
ijkpunt in het Cubaanse politieke gebeuren. De scherpste
kantjes
van de orthodoxie worden er sedertdien vlotter afgereden. En de literatuur kan
weer wat vrijer ademen. Of hoe een gewaagde confrontatie finaal leidt tot meer
humaniteit.
Achteraan
volgt nog een verklarende woordenlijst. Een welgekomen aanvulling, want het
verhaal is doorspekt met namen waar weinig lezers zich iets kunnen bij voorstellen.
Maar jammer genoeg blijven die toelichtingen erg oppervlakkig. Mochten die meer
ingekleurd zijn in de toenmalige context dan zou de lezer uit dit militante
verhaal nog heel wat meer kunnen puren.
Senel Paz: Aardbei en chocola,
Zirimiri Press 2018, 50 p. ISBN 9789490042134. Vertaling van Fresa y chocolate door Pieter Lamberts. Distributie EPO
© 2024 | MappaLibri