Wat schilder-dichter Jan Vanriet voor ogen
heeft met zijn vuistdikke ego-document Radeloos
geluk blijkt uit deze korte overpeinzing:
‘Ik verlang soms naar vroeger,
naar het verloren domein. Ik betrap me erop, er is iets wat knaagt, maar het is
niet de gedachte dat het ooit beter was. Wat is toch dat lijzige sentiment, die
stuurloosheid? Ik zou willen rondlopen in mijn hoofd, willen aankloppen bij
deuren die nu op slot zitten. Innerlijke eenheid herwinnen, mezelf
thuisbrengen.’
Vanriet kijkt in de spiegel van het nu en het verleden, op zoek naar die
‘innerlijke eenheid’, maar even nadrukkelijk beseffend dat een en ander nooit
volledig uitgeklaard kan worden:
‘Hoe kijk ik zelf stormloos naar een verleden dat lijkt te
vervloeien? Wordt wat geweest is helder en scherp, of vertroebelt het beeld met
de tijd?’
Met Radeloos geluk geeft Vanriet een
originele invulling aan het genre van de dagboekliteratuur. Op het eerste
gezicht kan het erop lijken dat wat Vanriet hier bijeenbrengt een uit de losse
pols opgebouwde terugblik is op een bijzonder rijk gevuld leven. Anekdotiek en
beschouwing wisselen mekaar voortdurend af in tekstdelen die door een asterisk
van elkaar worden gescheiden, zonder dat daarbij een strikt aangezette
chronologische lijn wordt gevolgd.
Het is even wennen om, samen met het schrijvende ik, de
puzzelstukken samen te leggen die, zoals genoteerd in de slotzin van het boek,
een antwoord moeten formuleren op de verre, ruisende stilte waarnaar de ik ruim
vijfhonderd pagina’s lang heeft geluisterd. Rustpunten in het geheel zijn de
gescande foto’s die Vanriet boven heeft gehaald en in hun partiële weergave
niet zozeer als vast ijkpunt gezien kunnen worden, maar de suggestie inhouden
van een voorbije, maar steeds latent aanwezig gebleven wereld. Vanriet:
‘Beeld na beeld
overschouw ik de schijnsels, de schaduwen van mijn toekomst. Herinneringen aan
vergeten stemmen, klanken, geuren. Een verhaal van verwachting en averij.’
Een verhaal
inderdaad van ‘radeloos geluk’ (de titel ontleent Vanriet aan een uitspraak van
acteur Damiaan de Schrijver, ‘hij was het die me ooit bekende dat zijn geluk
hem radeloos maakte’), gedrenkt in het besef dat de grote ideologieën waarin
mensen ooit konden geloven uiteindelijk tot zware desillusies hebben geleid.
Vanriet neemt
geen blad voor de mond, maar - en dit is een van de grootste verdiensten van
het boek – nergens neemt de rancune de bovenhand. ‘Ik observeer de optelsom der
dingen’ schrijft hij, een uitspraak die de lezer meteen tot mede-observator
maakt om de politieke en maatschappelijke evolutie over een periode van ruim
een halve eeuw in perspectief te plaatsen. Hoe belangwekkend ook de anekdotiek
is in dit verband, Vanriet blijft zoeken naar een vorm van verbreding die het
hic et nunc van een ontmoeting, een gesprek, een boek dat hem geraakt heeft,
overstijgt. Hier speelt mee dat heel wat ten tonele gevoerde personen anoniem
blijven. Voor de lezer dan die enigszins vertrouwd is met het reilen en zeilen
binnen de kunstenaarswereld en die van politieke bewegingen, daagt in de meeste
gevallen al snel een gevoel van herkenning.
In zijn terugblik tekent Vanriet
zichzelf als de kunstenaar – schrijver én dichter – die zonder toegevingen aan
modes of trends zijn eigen weg is blijven volgen. Er zijn de ontmoetingen én de
vriendschap met o.a. Hugo Claus en Ivo Michiels, er is het besef dat hem als figuratief
schilder (een omschrijving die m.i. niet de lading dekt van Vanriets beeldend
werk, waarin de suggestie zoveel meer zegt dan de afbeelding an sich) bijna
letterlijk de toegang tot de cenakels werd ontzegd en hem meer dan eens deed
twijfelen (door Jan Fabre gevraagd om mee te werken aan een van diens films,
vraagt hij zich af: ‘Hoop ik deel te zijn van een scharniermoment in de kunst?
IJdelheid? Wil ik erbij horen, bij die art scene waar ik anders buiten sta?’).
Naast dit
alles is Radeloos geluk ook een zoektocht
naar de vaderfiguur. Victor Van Riet (de familienaam werd toen nog zo
geschreven) overleed in 1989. Wat een blijvende schaduw heeft geworpen over
zijn leven zijn de kampervaringen. In Mauthausen, waar hij als violist deel
uitmaakte van het kamporkest, ontmoette hij zijn vrouw die eerder de
verschrikkingen van het Naziregime in Ravensbrück had meegemaakt. Lange tijd,
tot begin van de jaren negentig, heeft Jan Vanriet het thema van de oorlog uit
zijn werken geweerd, ‘ik had een mentale no-gozone afgebakend’
Pas zovele jaren
later kan en durft zoon Jan de uitgetikte vellen te lezen die een aanzet
bevatten van de herinneringen van zijn vader. Dan wordt duidelijk voor hem dat
de ondergrondse activiteiten van zijn vader die na te zijn verraden door de
Gestapo werd opgepakt, ook te maken hadden met het onverwerkte verdriet (‘zijn
tweede huwelijk was de deksteen over het verleden’) om de dood van zijn eerste
vrouw en hun zoontje, beiden overleden in 1941.
Jan Vanriet oordeelt noch
veroordeelt, ook niet als hij terugblikt op de vechtscheiding waarin zijn
ouders na ruim dertig jaar huwelijk verwikkeld raakten. Precies uit de poging
zijn vader dichter naar zich toe te halen spreekt een verregaande emotionele betrokkenheid,
die in het boek haaks op de vrij afstandelijk en rationeel ingekleurde
uitweidingen over kunst en politiek staat. Zo gezien is Radeloos geluk een bijzonder rijk boek, dat niet alleen de
persoonlijke Werdegang van Jan Vanriet tekent, maar even nadrukkelijk een beeld
ophangt van de manier waarop onze samenleving in de tweede helft van de voorbij
eeuw in een stroomversnelling terecht is gekomen.
Jan Vanriet: Radeloos geluk,
Hollands Diep, Amsterdam 2018, 568 p. ISBN 9789048844036. Distributie L&M
Books
© 2024 | MappaLibri