Het verdriet van de engelen

Het verdriet van de engelen, het vervolg op het geprezen Hemel en hel, is een poëtisch verhaal over verlies. In het eerste deel van de roman ontmoet een naamloze jongen, die zijn ouders, zus en goede vriend verloren heeft, een misantropische hulppostbode, Jens. De man heeft het ene winterse noodweer na het andere getrotseerd om de uithoek van IJsland te bereiken waar de jongen de tijd doodt met lezen, schrijven, vertalen en vertellen. Zijn pleeggezin probeert hem te scholen en geeft hem de opdracht een blinde kapitein Shakespeare voor te dragen. Ondertussen sneeuwt het buiten, en dat zal het de hele roman lang blijven doen. De dwarrelende vlokken zijn het verdriet van de engelen.

In het tweede deel ondernemen Jens en de jongen een hachelijke tocht naar een uithoek van de uithoek, over diep water en met de ijskoude wind steeds op kop. Ze verkleumen, redden mekaar het leven zoveel als hun beklagenswaardige lot dat toestaat en komen onderweg op adem in donkere dorpen. Op alle plaatsen aan de rand van de wereld wordt evenveel geleden. Er is een dominee die in geen jaren zijn vrouw heeft aangeraakt, en een gezin dat zichzelf tot de hongerdood veroordeelt door de ongenode gasten slappe koffie aan te bieden. Er dwalen schimmen rond over de witte hoogvlaktes, in de verte beukt de Noordelijke IJszee in op haar bevroren kusten, het is winter in de lente, en nooit wil die vervloekte sneeuwstorm gaat liggen.
 
Het verhaal lijkt al vaker verteld door om het even welke Scandinavische schrijver, maar het komt in een verpakking met zeer veel verrassende lagen. Stefánssons zwierige taalgebruik doet alle clichés bezwijken onder de spitsvondigheden. Een van de hoofdthema’s is liefde in een wereld die daar niet voor gemaakt lijkt te zijn. Jens, de hulppostbode, is op een van zijn tochten verliefd geworden op Salvör en loopt daarom vertraging op. In de verslagen van de hindernissen op zijn reis staan natuurlijk alleen maar droge feiten. 'Maar niets over Salvör. Geen woord over haar leven, haar verdriet, de wanhoop, […] en toch zouden we waarschijnlijk nooit over iets anders dan dat moeten schrijven […]'. Zoals bijvoorbeeld: 'Ik zag gisteren die ogen en kom daarom niet op het werk.' Of: 'Ik kan onmogelijk vandaag komen want mijn man is naakt en zo mooi.'
 
Stefánsson schetst een droevig beeld van de condition humaine. De enige troost is de ontluikende vriendschap tussen Jens en de jongen, tegen de spierwitte achtergrond van de sneeuwlandschappen. 'Alleen voor mensen zonder moraal is het leven makkelijk, ze redden het wonderwel en wonen in grote huizen.' De postbode heeft die moraal wel, wat hem er uiteindelijk toe brengt onderweg de last van een lijkkist op zich te nemen omdat de weduwnaar Bjarni wil dat zijn vrouw in gewijde grond begraven wordt. Het zeulen met die last zorgt voor de origineelste, meest groteske scènes van het verhaal, die tegelijk het sluitstuk van de roman vormen. In Het verdriet van de engelen probeert Stefánsson ons te tonen hoe literatuur op zijn minst de illusie kan scheppen het leed van de wereld te verzachten, en hij doet dat heel overtuigend.
 
Jón Kalman Stefánsson: Het verdriet van de engelen, Anthos, Amsterdam 2012, 324 p. ISBN 9789041417923. Vertaling van Harmur englanna door Marcel Otten. Distributie VBK België
 
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2012 

© 2024 | MappaLibri