De
Grieken is de titel van de heruitgave in drie delen
van de elf Griekse tragedies die Johan Boonen van 1969 tot 1997 vertaalde. In Oorlog, het eerste deel, zijn vier
tragedies gebundeld die met de Trojaanse oorlog verband houden: Agamemnoon van Aischulos, Ajax en Filoktetes van Sofokles, en Trojaanse
vrouwen van Euripides. Het tweede deel, Bestemming,
staat voor lotsbestemming of fatum en bevat drie stukken van Sofokles: Oidipoes, de noodlotstragedie bij
uitstek, Oidipoes te Kolonos en Antigone, die er inhoudelijk bij
aansluiten. In het derde deel is Bloed
de overkoepelende titel voor Elektra en Alkestis van Sofokles, en Medea en Bacchanten van Euripides. Alkestis
sluit de reeks af en is een tussenvorm tussen de tragedie en het saterspel, dat
in de Griekse toneelpraktijk meestal een trilogie van tragedies afrondde.
Johan Boonen vertaalde deze stukken voor het theater en
schreef ook oorspronkelijke toneelstukken, waarvoor hij in 1976 de
driejaarlijkse Staatsprijs voor Toneelletterkunde ontving. Als toneelexpert
kiest hij voor een directe taal met eenvoudige woorden en met korte, heftige,
elliptische zinnen. Regelmatig besnoeit hij daarom in mythologische en
geografische realia, zoals ‘Atheners’ zonder de precisering ‘zonen van
Theseus’, ‘Athena’ zonder ‘dochter van Zeus’, ‘de bronnen van Korinthe’ in
plaats van ‘Peirenebron’, ‘Korinthe poort van Griekenland’ in plaats van ‘de
Isthmus, de poort van Pelops’.
Meestal geeft hij de
brontekst getrouw weer, maar hij wijkt van de traditionele Griekse visie af
wanneer hij Hecuba laat zeggen: ‘een mens (al lacht geluk hem toe) is pas
gelukkig als hij sterft’ (deel 1, p. 147; Trojaanse
vrouwen, 509-510). De dood betekende geen geluk, maar men kon pas
definitief oordelen over iemands geluk bij het einde van zijn leven, zoals ook
de slotverzen van Oidipoes
uitdrukken: ‘Zeg van niemand dat hij gelukkig is, voordat hij zijn laatste dag
gelukkig heeft geleefd’ (deel 2, p. 95; Oidipoes,
1528-1530). Het is echter mogelijk dat Boonen de woorden van de door lijden en
rouw getroffen Hecuba doelbewust somberder en pessimistischer gekleurd heeft.
Bij
de vertalingen zijn enkele korte essays over gevarieerde onderwerpen opgenomen.
Volgens Karel Vanhaesebrouck (deel 1) is de Griekse tragedie als een echokamer
van de Griekse democratie die teerde op een permanente stroom van afgrondelijk
oorlogsgeweld. Deze toch wel te extreem omschreven situatie onderkent hij ook
in onze huidige ‘clash of civilizations waaraan onze aardbol dreigt ten onder
te gaan’. Bruno Tersago (deel 1) ziet in de Griekse situatie van de voorbije
jaren heel wat kenmerken van een Griekse tragedie. Hij wijst op de hybris, de
nemesis, de katharsis en de tragische held, en geeft daarbij heel wat minder
bekend feiten- en cijfermateriaal. Van Haesenbrouck geeft ook een summiere maar
interessante opvoeringsgeschiedenis van de Griekse tragedie (deel 2) met o.m.
veel opvoeringen vanaf de jaren ΄60, geïnspireerd door evoluties in de
jongerencultuur (verzet en politieke bevrijding), Antigone als verzetsheldin op
het einde van de Tweede Wereldoorlog, thema’s als de positie van de vrouw,
aids, de impact van de lotsbestemming en van de psychoanalyse.
In een ‘kleine
filosofie van de tragedie’ (deel 2) heeft Sam IJsseling het over het pessimisme
in de Griekse tragedie, het lot, het polytheïsme en de invloed van het
christendom. Ook verklaart hij het hedendaagse succes van de Griekse tragedie,
maar daarbij is hij heel bondig en onvolledig. Johan Boonen (deel 3) geeft
interessante maar nogal enigmatische beschouwingen over vertalen, met ‘vertalen
is integreren, een vorm van immigratie’. Duidelijker is hij over zijn
vertaalpraktijk van Grieks en ander toneel.
In ‘Bloed, vrouwen en politiek’ wijst Maarten De Pourcq (deel
3) op overeenkomsten tussen de tragedies en het politieke klimaat. Toen de
staat de mannelijke seksualiteit, de eigendom en de positie van de vrouw steeds
meer regulariseerde en controleerde, was het normaal dat in het theater de
bloedband een belangrijk thema vormde (Bacchanten,
Medea, Alkestis) en begrijpelijk dat het toneel toonde hoe gevaarlijk een ‘ongedisciplineerde’
vrouw wel kon zijn (Medea, Klutaimnestra in Agamemnoon,
Elektra).
Karel
Vanhaesebrouck overloopt in het begin van elk deel de inhoud van de daarin
opgenomen tragedies. Hij doet dat helder en bevattelijk, maar bij zijn eerste toelichting vergist hij zich wanneer hij beweert dat de godin
Athena de woede van Ajax op het vee richtte omdat hij zelfmoord wou plegen.
Athena wilde voorkomen dat hij de Griekse leiders zou aanvallen (p. 28).
Het is goed dat deze
vertalingen van Johan Boonen weer verkrijgbaar zijn. Ze zijn ‘concreet,
compact, direct’ en ze hebben niets verloren van hun frisse, heldere en directe
taal. De opgenomen essays zijn ook een meerwaarde. Door hun
diversiteit zal elke lezer er zeker minstens een paar onderwerpen in
terugvinden die hem interesseren. Onpraktisch is wel dat
op de kaft van deze drie delen de titels van de opgenomen tragedies niet
vermeld zijn.
Euripides, Sofokles: De Grieken
1. Oorlog, Bebuquin, Antwerpen 2016, 258 p. ISBN 9789075175592. Vertaling Johan
Boonen
Sofokles: De Grieken 2. Bestemming, Bebuquin, Antwerpen
2017, 217 p. ISBN 9789075175653. Vertaling Johan Boonen
Euripides, Sofokles: De Grieken 3.
Bloed, Bebuquin, Antwerpen 2018, 260 p. ISBN 9789075175691. Vertaling Johan
Boonen
Distributie
EPO
© 2024 | MappaLibri