De dryocopus zien (en dan sterven?)! Dat is
(niet) de wens van de jonge, Nederlandse schrijver die een droom uit het
verleden volgt en zich in Frankrijk vestigt. In Metz, vlak bij de grens met
Duitsland, zodat zijn vrouw, een onderzoekster, niet al te ver hoeft te reizen
naar haar werk. Hij wil er verder werken aan zijn oeuvre, nu drie romans (net
als zijn schepper Owen Donkers), maar komt in de twee jaar dat deze roman duurt,
niet verder dan een vaag plan, en een essay over de Jackson-family.
Dat komt door twee dingen. Hij ontwikkelt, door toeval
eigenlijk, een enorme liefde voor vogels (kijken). Een heuse studie maakt hij
ervan, met zijn Guide en steeds mooiere kijker op dagelijkse wandelingen door
de stad en de omgeving. Hij heeft tijd zat, want zijn vrouw, Pauline, maakt
lange dagen. De andere kwestie is die van de Franse les. De docente, Céleste,
wordt een concurrente van Pauline. Niet alleen is ze vriendelijk en
toegankelijk en maakt ze hem deelgenoot van de opvoeding van haar zoon Denis,
ze is er, in tegenstelling tot Pauline, nagenoeg altijd. Een schilderij van
Friant, ‘Les Amoureux’, waar hij met Pauline voor staat, doet hem denken aan de
tijd dat ze er steeds voor elkaar waren: twee geliefden op een brug, een jongen
en een meisje, hij herkent zichzelf in de jongen. En: Céleste is Frans! Al in
zijn jeugd ontstond het verlangen naar Frankrijk: Frans praten, altijd
vakantie, elk schooljaar was een pauze tussen twee vakanties in.
Ieder hoofdstuk, het
zijn er zes, met steeds een mooie, significante titel, begint met de situatie
van het heden: de hij-figuur ligt in zeer benarde en levensbedreigende positie
alleen in een bos. Hij is gewond geraakt toen hij met Denis op stap was, die
heeft hij nu om hulp gestuurd. We krijgen te horen wat er vroeger, op vakantie
in Frankrijk, in zijn ‘studietijd’, in zijn werk in een bioscoop en in de
afgelopen twee jaar in Metz is gebeurd. Kernvraag die hij zich stelt: wat als
ik nu doodga, op m’n tweeëndertigste, is het genoeg geweest? Stelde mijn leven
iets voor? Hij kan nu goed Frans praten en lezen, dat wel. De drie boekjes?
Ach. De zwarte specht heeft hij nog niet gevonden, of is het geklop dat hij
hoort van deze Dryocopus, afgebeeld op het omslag, misschien de veroorzaker van
de catastrofe?
Eigenlijk zou hij alleen voor Pauline in leven willen blijven, en dan morgen
een nestje met haar ‘hagunnen’. Dat doet Donkers erg leuk, Nederlandse
schrijvers, hun leeftijden en titels van en soms een citaat uit hun werk door
het verhaal strooien. Hetzelfde geldt voor motieven als Bécauds ‘Et
maintenant’, Asterix en Obelix, en The Jacksons. Hij hoort eens een lied van
Jermaine Jackson, hij herinnert zich de eerste cassettes met de liedjes van
Michael. Halverwege het verhaal sterft die, wat hem ertoe brengt een essay over
hem te gaan schrijven, een tekst die echt iets voorstelt. Wat niet al te
moeilijk hoeft te zijn, gezien de rotzooi die er verschijnt. Ook een reden om
in leven te blijven, je moet er toch niet aan denken dat iemand dat gaat
afschrijven, of gaat vertimmeren, zoals Willem Kloos bij Jacques Perk.
Het zijn de charmes
van dit boek, deze kleine, terugkerende en structurerende elementen, naast
natuurlijk die van het vogels kijken. Want uitgangssituatie, opbouw, het
huwelijk waarin een van de twee weinig thuis is, de kansen die dit geeft aan de
aantrekkingskracht van een ander en de verhouding met de lerares, dat is
allemaal bekend werk. Uit de clichédoos is de vrijscène tussen de (verregende)
schrijver en de lerares, evenals het gegeven van de auteur die maar niet
opschiet met zijn nieuwe boek, maar dat uiteraard met dit verhaal aan het
schrijven is.
Het verhaal is - Donkers houdt
ervan - opgetrokken uit korte, wat jachtige zinnen, wat wel enigszins past bij
de situatie, maar niet veel ruimte biedt aan literaire en beeldrijke
hoogstandjes. Maar die zijn er soms ineens dus wel, zoals:
‘Ze was kleiner dan Pauline. Tenger. Als je Pauline
openmaakte, als een matroesjka, zou je Céleste aantreffen.’
De stijl krijgt sowieso de zegen van Jan Siebelink, in de
aanbeveling op het voorplat.
Drie kleine, fijnzinnig gecomponeerde romans binnen kleine
verbanden, zoals bijvoorbeeld ook IJsbrood, met autobiografische toets, schreef Donkers na zijn
wat bredere, een tikje rommelige en meer geëngageerde debuut. Ze bestormen niet
de hemel, maar verschaffen aangename uurtjes.
Owen Donkers: Dryocopus, Thomas
Rap, Amsterdam 2018, 143 p. ISBN 9789400405059. Distributie Standaard
Uitgeverij
© 2024 | MappaLibri