De afstand die ons scheidt

Peru, eind twintigste eeuw. De auteur zet aan met een waarschuwing aan de lezer: dit is een roman, zegt hij, een fictieve autobiografie. Fictief ? De realiteit is nooit veraf. Autobiografie? Eerder een biografie van zijn vader, een Peruaanse generaal van het harde soort die als minister en legerchef in zijn land furore maakte (vrijwel letterlijk te verstaan) in de periode kort nadat diens geestesgenoten Pinochet in Chili en Videla in Argentinië er de plak zwaaiden. Het autobiografische zit in het gegeven dat de goedmoedige Renato, de schrijver dus, in de knoop zit met zijn eigen afstamming en wanhopig zoekt zich te bevrijden uit de druk die op hem werd uitgeoefend door de militaire houwdegen die godbetert zijn eigen vader was. Diens leven in al zijn gore details weer samenstellen zou – dat hoopte hij althans- opluchting kunnen geven. Zo krijg je als het ware een breedvoerige biografie voorgeschoteld in functie van een autobiografie.
 
Cisneros begint met een literair handigheidje om te ontsnappen aan de saaiheid van een chronologische opsomming. Hij vertelt kort wat voor soort lieden zijn voorzaten waren. Die kenmerkten zich door een overdaad aan kinderen – wettige en onwettige - en een onstabiele politieke activiteit. Maar over géén van die voorzaten zal hij het hebben, vervolgt hij, want hij wil enkel graven naar de waarheid over zijn vader, divisiegeneraal van de Peruaanse landmacht ‘El Gaucho’ Cisneros, een zelfverzekerde stoere bink met afgesloten kleine kantjes. Die verschilde niet van zijn voorgeslacht, maar maskeerde de onzekerheid die hij meekreeg door een bruut optreden, zowel in de politiek als tegenover zijn zoon, Renato dus, die wél dezelfde onzekerheid maar niét dezelfde brutale maskerade in zich waarnam.
 
En dus begon de auteur rond zijn veertigste een uitgebreide zoektocht naar de bewogen levensloop van zijn controversiële vader die in 1995 al overleed, zodat zoon Renato hem enkel in zijn jeugdtijd had ‘ondergaan’ Waarbij de bedoeling bij de schrijver voorlag om hoogte te krijgen van het arrogant generaaltje dat wel zijn omgeving terroriseerde maar geen enkele inkijk toeliet in het eigen bestaan. Hoe vielen zijn onmiskenbare moed en arrogantie te verzoenen met even zoveel stugheid, zwijgzaamheid, melancholie? Zat de genetica daar wellicht voor iets tussen, en was wat zijn vader aan zijn zoon overdroeg ook eerst niet aan hem zelf overgedragen? Een oeroud substraat? Het wordt een pijnlijke reconstructie, die Renato gewetensvol tot een goed einde poogt te brengen; want alleen daardoor verwacht hij in het reine te komen met zichzelf of, zoals hij het zelf formuleert, ‘zich van de molensteen om zijn nek te bevrijden’.
 
Toen El Gaucho Cisneros aan kanker stierf was Renato amper achttien jaar oud. Zijn vader was op dat moment voor hem een ‘mythe’, een ‘utopie’, ‘degene die in de krant kwam’. Toen twintig jaar later het niet-weten omtrent diens ware aard ondraaglijk begon te knagen, besloot hij, intussen journalist geworden, om op onderzoek uit te gaan in een poging om de witte plekken in te vullen, ‘door te dringen in zijn herinnering, erin te snijden als in een orgaan dat geopereerd moet worden’. Honderden uren gesprek met verwanten en mensen die hem in leven hadden gekend, leidden zodoende tot deze minutieus gerapporteerde biografie die eigenlijk geen biografie wil zijn, allerminst een afrekening, maar een eerlijke speurtocht naar de binnenkant van de blaaskakerige militair die onontkoombaar zijn stempel had gedrukt op wie, zoals zijn zoon, onder zijn hoede stond. Een zoon die nu als gehavende volwassene een verbeten en zeg maar passionele gooi doet naar zelfbevrijding. En die deze heikele opdracht ondernam met overgave en journalistieke bekwaamheid.
 
Renato Cisneros: De afstand die ons scheidt, De Geus, Amsterdam 2018, 428 p. ISBN 9789044540321. Vertaling van La distancia que nos separa door Jos Den Bekker. Distributie L&M Books 

© 2024 | MappaLibri