Het zevende kruis

Een bres in het systeem
 
Duitsland, 1937, in de buurt van Mainz. Uit concentratiekamp Westhofen ontsnappen zeven gevangenen. Om de anderen af te schrikken en de opnieuw ingerekende gevangenen dood te martelen, laat de commandant zeven kruisen oprichten. Vier gevangen kunnen al snel door de Gestapo opgepakt worden, een andere sterft, een zesde geeft zichzelf aan. Alleen Georg Heisler weet uit de klauwen van de Gestapo te blijven, het zevende kruis blijft vooralsnog onbezet. Voor de kampbewoners wordt het zevende kruis een symbool van hoop. Het nazi-regime moet vaststellen dat er mazen in het net zitten: ‘een ontsnapte vluchteling is niet niks, dat brengt altijd beroering teweeg. Dat betekent altijd twijfel aan hun almacht. Een bres.’
 
Intussen volg je de zeven dagen durende vlucht van Georg Heisler, de statiën op zijn calvarietocht. Want waar en bij wie vind je onderdak, wie kun je vertrouwen in een staat die volledig genazificeerd is? In een staat waar de meerderheid te bang is om een hand uit te steken. Waar velen bereidwillig de Gestapo helpen, om ideologische maar veel vaker om kleinmenselijke redenen: afgunst, frustratie, zucht naar een beetje macht. Een staat waarin Georg ontdekt dat veel mensen veranderd zijn, zich hebben aangepast, zwijgen over vreselijke dingen die ze hebben gezien: ‘als mensen iets vermoedden, trokken ze zich met die vermoedens terug in de huiselijke kring’.

En toch weet de opgejaagde telkens weer te ontkomen, verder te trekken. Omdat een onbekende hem niet verraadt. Omdat een oude vriend niet ‘veranderd’ is en hem — op het gevaar af zichzelf en zijn gezin in het onheil te storten — een nacht onderdak biedt. En omdat het oude (communistische) netwerk toch nog blijkt te bestaan: hier en daar zit een kameraad die zich stilhoudt, maar die wel bereid is zijn leven te wagen voor een onbekende andere. Met die hulp slaagt Georg Heisler erin uiteindelijk aan valse papieren te komen en met een boot het land te verlaten, richting Nederland. Het is door al die morele beslissingen van gewone mensen dat de opgejaagde vluchteling niet ten onder gaat aan honger, ziekte, wanhoop, nachtmerries, zelfmoordgedachten.
 
Kampcommandant Fahrenberg beseft dat hij niet achter een enkeling aan zit, maar achter ‘een gezichtsloze, onmetelijke macht’. Op het einde heet het (zeldzaam pathetisch): ‘We voelden allemaal hoe diep en verschrikkelijk uiterlijke machten de mens tot in zijn binnenste kunnen raken, maar we voelden ook dat er in dat binnenste iets school wat onaantastbaar en onkwetsbaar was.’ En precies het oproepen van die kracht in een schijnbaar feilloos terreursysteem, dat teken van hoop in die gitzwarte tijden, daar is het Anna Seghers om te doen. Zo ziet ze, als communist, ook de taak van de romanschrijver: het menselijke, het verzet in de mens wakker schudden zodat de maatschappij beter wordt. Tragisch daarbij is natuurlijk dat de schrijfster toen ze dit boek schreef afgesneden was van haar publiek. De mensen die ze een hart onder de riem wilde steken, hadden geen toegang tot haar boeken.
 
De Joodse communiste Anna Seghers ontvluchtte in 1933 haar vaderland, verbleef tot 1941 in Frankrijk, waarna ze met haar man uitweek naar Mexico, een van de grote centra voor ballingen uit Duitsland. Het zevende kruis, een heimatroman uit Hitler-Duitsland, werd geschreven in Frankrijk. De publicatiegeschiedenis van het manuscript is een verhaal op zich. Vanaf juni 1939 komt er een voorafdruk van de eerste hoofdstukken in Moskou, maar de publicatie moet worden stopgezet vanwege het niet-aanvalsverdrag tussen Hitler en Stalin in datzelfde jaar: in Rusland mag even niets negatiefs meer worden gezegd over nazi-Duitsland. Seghers stuurt het voltooide manuscript naar ballingschapsuitgeverij Querido in Amsterdam, maar publicatie wordt onmogelijk door de inval van de Duitsers in Nederland. In 1941 vlucht Seghers naar Mexico; ze waant het manuscript verloren, maar Querido stuurt een exemplaar naar New York, waar het in een Engelse vertaling verschijnt, een bestsellerstatus krijgt en in 1944 verfilmd wordt. De Duitse versie wordt in 1942 gedrukt in de door een Duitse balling geleide Mexicaanse uitgeverij El Libro Libre.
 
Het zevende kruis is dé antifascistische roman uit de Duitse literatuur: menselijk in onmenselijkheid, razend spannend verteld in een snelle, filmische montage. Hij geeft een indringend beeld van het leven onder de nazidictatuur en vooral van wat dat met de mens doet. Kortom, het is meer dan terecht dat Van Gennep de rammelende vertaling van Nico Rost door Elly Schippers heeft laten rechttrekken. Door het verkoopsucces van deze uitgave heeft de uitgever alvast besloten om Seghers’ andere beroemde roman, Transit, ook weer uit te brengen.
 
Toch kleeft er ook een tragische zijde aan dit boek en de schrijfster. Anna Seghers keerde in 1947 terug naar Europa en vestigde zich in wat vanaf 1949 de DDR zou gaan heten. Ze bekleedde in de nieuwe socialistische staat een representatieve functie: een kwarteeuw lang was ze voorzitster van de Schrijversbond. Het tragische nu is dat de schrijfster van een roman waarin onder andere repressie, zwijgen, angst, lafheid in een dictatuur gethematiseerd worden, zelf een staat helpt opbouwen die precies dat gedrag in de hand werkt. Sterker, ook zijzelf zwijgt op momenten dat ze in de bres had kunnen springen voor oude medestanders die in ongenade vielen in een steeds doctrinairder communistische staat.
 
Zo was er bijvoorbeeld Walter Janka, communist van het eerste uur, een tijdlang gevangen in een concentratiekamp, strijder tegen Franco in Spanje, later gestrand in Mexicaanse ballingschap. Daar werd hij de spilfiguur van het emigrantenleven én Seghers’ uitgever, bij het al genoemde El Libro Libre. Ook hij trok na afloop van de oorlog naar de DDR, werd directeur van de belangrijkste uitgeverij, Aufbau, waar zowat alle belangrijke ex-ballingen een thuishaven vonden, onder wie ook Anna Seghers. Janka werd echter in 1957 tijdens een showproces veroordeeld wegens staatsinsubordinatie en tot vijf jaar eenzame opsluiting veroordeeld. Hij werd in 1960 weer vrijgelaten omdat onder anderen Erika Mann, haar moeder Katia, Hermann Hesse en Lionel Feuchtwanger protest aantekenden. Maar ook DDR-prominenten als componist Hanns Eisler en schrijver Arnold Zweig probeerden door voorspraak bij de DDR-leiders Janka te helpen. Daardoor klinkt het zwijgen van Anna Seghers des te luider. Waarom heeft ze geen vinger uitgestoken voor haar voormalige uitgever? We zullen het nooit weten. Wel is bekend dat ze in die periode een nooit afgewerkt boekje schreef, getiteld De rechtvaardige rechter. Het fragment ging in op de spagaat tussen Seghers’ voorstelling van een betere maatschappij en de stalinistische farce waarin de DDR verzeild was geraakt. Het is wellicht nooit voltooid omdat Seghers ook niet goed wist waarom het maatschappelijke experiment genaamd socialisme dreigde te mislukken.
 
Het is makkelijk om over dat alles nu een snel oordeel klaar te hebben, en Seghers’ speelruimte zal vast niet zo groot zijn geweest, maar toch: de discrepantie tussen wat ze aanklaagt in haar boek en wat ze mee uitdraagt in haar (niet-)handelen is te groot om niet in het oog te springen.
 
Anna Seghers: Het zevende kruis, Van Gennep Amsterdam, 2011, 389 p.ISBN 9789461640307 Vert. van: Das siebte Kreuz : ein Roman aus Hitlerdeutschland door Nico Rost en Elly Schippers
 
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2012 

© 2024 | MappaLibri