Ik heb een vraag. Wetenschappers geven antwoord

12+ - De vraag of het gedrukte informatieve boek in deze tijd nog een toekomst heeft, steekt geregeld de kop op. Wie op zoek is naar informatie, zal doorgaans eerder websites consulteren dan een bibliotheek. Toch bloeit het aanbod non-fictie voor kinderen en staan afwijkende, originele titels die informatie brengen zoals het web dat niet kan, geregeld in de kijker. Een slim gebruik van de eigenheid van literatuur in boekvorm spreekt inderdaad een ander, dieper lezen aan en weet daarmee lezers met weethonger voor zich te winnen. Met Ik heb een vraag zoekt ook de website ikhebeenvraag.be de boekvorm op, al is de vraag of dat hier ook een meerwaarde vormt.
 
Ik heb een vraag bundelt een selectie van de vragen die tot dan toe beantwoord werden op de website. De indeling van die vragen volgt grotendeels die van de website. Enkele categorieën worden samengevoegd, andere uitgebreid. Enigszins verwarrend is dat die categorieën enerzijds uit onderwerpen bestaan, zoals ‘aarde, oceanen en ruimte’ of ‘kunst & taal’ en anderzijds uit wetenschapsdomeinen, zoals ‘fysica & chemie’. Snuisteren door weetjes – want dat doe je met een boek als dit – wordt er niet eenvoudiger op. <br /> 
Elk deel opent met het portret van een expert, die schetst wat zij of hij doet en hoe de fascinatie voor haar of zijn vakgebied ontstond. Deze portretten, die variëren in geslacht en leeftijd (maar helaas allemaal wit klinken), illustreren hoe divers wetenschappelijk georiënteerde beroepen kunnen zijn. Daarmee vormen ze zonder twijfel de meerwaarde van dit boek. Elke expert is in beeld gebracht door Stephanie Dehennin. Haar warme illustraties met zachte lijnen en kleuren baden in een sfeer van fantasy en heldenfiguren, maar hoeden zich voor een stereotiepe verbeelding van wetenschap en wetenschappers.
 
Ook de realistische, soms bijna fotografische illustraties bij de vragen hanteren dezelfde zachte lijnvoering en hetzelfde zachte kleurenpalet, zodat er visueel een mooie eenheid ontstaat – alleen spijtig dat lange tekstblokken de bladspiegel overladen en er niet gekozen is voor meer witruimte. Per deel werd ook één vraag uitgelicht en afgedrukt tegen de achtergrond van een illustratie in kleur. In die prenten zit gelukkig wel meer diversiteit. Dehennin is er bovendien in geslaagd feit en verbeelding mooi te verzoenen, zoals wanneer ze de taken van een forensisch onderzoeker verbeeldt met een ‘vermoorde’ vis en pootafdrukken van een kat of het gewicht van een wolk op een weegschaal afzet tegen dat van een immense stapel olifanten.

De toegankelijkheid van de antwoorden is helaas sterk uiteenlopend. Niet alle wetenschappers die voor een antwoord zorgden, is het gegeven beeldend te vertellen en soms is het aantal vaktermen in één antwoord zo hoog dat je aan het eind alleen maar méér vragen hebt – en niet in de zin die Lieven Scheire voor ogen had bij zijn inleiding, met name als stap naar nieuw onderzoek. Dat samensteller Bart Coenen beperkt was in zijn tekstredactie is begrijpelijk: je kan niet eindeloos snoeien in een wetenschappelijk antwoord zonder het gevaar te lopen niet langer correct te zijn.  
 
Toch was een meer doorgedreven bewerking van de teksten noodzakelijk, al was het maar om een coherenter geheel na te streven, in stijl en niveau. Nu ben je als lezer te veel aangewezen op het toeval. Dat de vraag niet per se beantwoord wordt door een expert ter zake, maakt het bovendien mogelijk verwarrend voor lezers. Alle wetenschappers van de betrokken instellingen kunnen alle ingezonden vragen waarvoor zij zich bekwaam achten beantwoorden, waardoor bijvoorbeeld een computerwetenschapper een vraag over de tollende aarde beantwoordt. Dat illustreert enerzijds dat wetenschappers brede interesses kunnen helpen, maar trekt mogelijk ook een barrière op, waarbij de vermelding van (afkortingen van) instellingen die voor sommige lezers nietszeggend zijn, een extra hindernis vormen.
 
De vraag voor wie een boek is bedoeld, zou eigenlijk niet aan de orde mogen zijn, maar wanneer een boek alle kanten lijkt op te gaan, drijft ze onvermijdelijk boven. De leeftijd van de vragenstellers gaat van lagereschoolkinderen tot volwassenen, de illustraties ogen in hun fantasy-stijl eerder voor jonge kinderen (al hoeven ze anderen zeker niet af te schrikken), de institutionele context veronderstelt kennis van het veld, sommige antwoorden gaan het petje van een echte leek ver te boven.  
 
Boek en site zijn initiatieven die gesteund worden door de Vlaamse Overheid, wat allicht deze vreemde mix verklaart, net zoals het ‘verplichte nummertje’ ter inleiding. Een interview met minister Muyters loopt er uit op een vreemd promotiepraatje van boek en wetenschap, dat ook nog eens stilistisch stroef klinkt. Hij bejubelt alle ‘meewerkende wetenschappers’ en pleit voor ‘de drive om zaken uit te zoeken’. Een stuk zinvoller is het pleidooi voor kritisch denken van ‘de wetenschapscommunicator’ Lieven Scheire (kon niemand een mooiere titel bedenken?), die het boek terecht situeert als ‘een bron van duizenden nieuwe vragen’.
 
Heel wat mensen zijn dol op ‘weetjes’ en ongetwijfeld vinden sommigen hun gading in dit boek, waarin je kan snuisteren en hier en daar stilstaan bij wat je boeit. Daarmee doet het boek echter niet meer dan de website al deed en laat het dus helaas vooral wat kansen liggen. Eerder dan goede jeugdliteratuur is het een marketinggeschenk geworden.
 
Bart Coenen & Stephanie Dehennin (ill.) : Ik heb een vraag. Wetenschappers geven antwoord, Van Halewyck, Kalmthout 2018, 160 p. Ill. ISBN 9789461318077. Distributie Pelckmans Uitgevers 

© 2024 | MappaLibri