De tweelingparadox

Hoe voelt het om elke dag te leven met je spiegelbeeld, als de spiegel niet heel is? Wat als de spiegel gebarsten en verwrongen is en een gehandicapte versie van jezelf is? Zou je bij je spiegelbeeld weglopen? En kan dat wel lukken?
 
Mathis’ tweelingbroer Thomas heeft bij de geboorte zuurstofgebrek geleden. Hij is daardoor gehandicapt geraakt en gebonden aan een rolstoel. Mathis omschrijft zijn broer als volgt: 
 
Zijn mondspieren zijn meestal vertrokken in een soort halve grijns en soms in een regelrechte grimas, als er net een spasme door zijn lijf jast. […] Meestal glanst er kwijl op Thomas’ lippen, soms in een draad die, met een bijzonder soort elegantie, tot het blad van zijn rolstoel reikt. De verschillen worden groter naarmate je verder naar beneden kijkt. Zijn schouders zijn van zichzelf betrekkelijk breed, even breed als de mijne. Alles wat daaronder komt heeft de contouren van een magere puber en de willoosheid van een pittenzak.’

Terwijl Mathis en Thomas opgroeien, komen ze steeds verder uit elkaar te staan. Als kinderen communiceren ze in hun eigen taal. Ze zijn een twee-eenheid waar niemand tussen kan komen. Zaken veranderen voor de twee jongens na de kleuterschool: Thomas gaat vanaf dan naar het speciaal onderwijs. Vanaf dan zijn de twee van elkaar gescheiden, maar vanaf dan dringt ook tot Thomas door dat hij niet ‘normaal’ is.
 
Mathis maakt de middelbare school af, krijgt een vriendinnetje, gaat naar de universiteit en gaat op kamers wonen, kortom, hij bewandelt het normale pad. Thomas blijft in Friesland wonen: eerst bij zijn moeder, dan in een woongroep voor gehandicapten. Mathis is veel te druk om veel aandacht aan zijn broer te besteden. Hij gaat aan de slag als fotograaf en reist voor zijn (bij)baan de hele wereld over. Contact met Thomas is er amper en vooral op initiatief van Thomas. Via mail probeert hij de broederband warm te houden, terwijl Mathis juist al reizend probeert om van Thomas los te komen.
 
Langzaam trekt Mathis echter de conclusie dat hij net zo goed aan Thomas gebonden is als Thomas aan hem. Als hij het verhaal van zijn leven op papier gaat zetten, begint hij dan ook als volgt:
  
‘Ik wilde je iets over mezelf vertellen, totdat ik besefte dat dat niet kan zonder over mijn broer te vertellen, over Thomas. […] Al zou ik het willen: ik kán niet eens alleen over mezelf vertellen. Alles wat over mij gaat, gaat evengoed over mijn broer. We delen hetzelfde DNA, we bestaan uit één eicel, we zijn dezelfde.’ 
 
Dit is tevens het begin van de roman. Zo is meteen duidelijk dat de weg van Mathis sterk verbonden is met de weg van Thomas. De vraag blijft alleen hoe de twee jongens die je in het boek juist steeds verder van elkaar ziet afdrijven, elkaar weer gaan vinden.

Barnhoorn heeft met De tweelingparadox een origineel thema te pakken: de band tussen tweelingbroers die zo gelijk zijn aan elkaar, maar toch zo sterk van elkaar verschillen. Ze zet dit thema uiteen in een realistische roman met uiterst geloofwaardige personages, waarin met de nodige humor wordt gesproken over het handicap van Thomas, terwijl ook de schrijnende kant ervan niet veronachtzaamd wordt.
 
Nowelle Barnhoorn: De tweelingparadox, Prometheus, Amsterdam 2018, 286 p., ISBN: 97844633146. Distributie Pelckmans Uitgevers 

© 2024 | MappaLibri