Tot in de hemel

First Growth of Old Growth Forest, het blijft een unieke ervaring om een stuk bos te betreden met bomen die er sinds mensenheugenis staan. Bomen als de redwood (hoogste boom) of reuzensequoia (grootste in volume) die duizenden jaren oud kunnen worden, geven een glimp van de natuurlijke rijkdom in Noord-Amerika voor de mens op grote schaal het land exploiteerde.

Het landschap, de socio-economische context en de geschiedenis van de ontginning van bomen in Noord-Amerika werd al in Annie Proulx’ magnum opus Schorshuiden verbeeld. Richard Powers voegt daar met Tot in de hemel een breed uitgewerkte ecologische dimensie aan toe, door de relatie tussen mensen en bomen te belichten in een versmelting van natuurwetenschap en literatuur.

Eerst legt Powers de ‘WORTELS’ van het boek met levensechte personages die de menselijke relaties met bomen vorm geven. Bovenop die verzameling van acht kortverhalen, bouwt hij verder de ‘STAM’ en de ‘KRUIN’ van zijn boek op, om uiteindelijk zijn literaire boom ‘ZADEN’ te laten vormen en de ecologische cyclus van de levensboom vorm te geven.

Dit organisch gegroeide epos overspant verschillende generaties en brengt mens en boom samen binnen een geschiedenis van verwantschap, waarin ze een kwart van hun DNA zouden danken aan een gemeenschappelijke voorouder, een organisme waaruit het leven op aarde zich ontwikkelde.

De familie van Nicholas Hoel zorgde onbewust voor de overlevering van de inheemse kastanje, door een klein aantal uit New York meegebrachte kastanjes te planten bij de kolonisatie van hun boerderij in Iowa (Middenwesten). Slechts één boom groeit uit tot een ankerpunt in het barre prairielandschap, liefdevol maandelijks gefotografeerd van generatie op generatie.

Het resultaat is een stille getuige, een duimboek van foto’s die het verborgen leven van de gigantisch uitgegroeide boom documenteert. Een boomsoort die in zijn natuurlijke habitat, de immens uitgestrekte wouden van Maine tot Tennessee, door een geïmporteerde via de wind verspreide Aziatische schimmel uitgeroeid wordt.

De kortverhalen zijn los van elkaar te lezen, maar in de daarop volgende hoofdstukken vergroeien de levens van de personages met elkaar binnen de organische structuur. Via het onderzoek naar bomen van de wetenschapper Patricia Westerford worden de verschillende protagonisten samengebracht.

Deze fictieve bioloog werd opgebouwd uit het werk van wetenschappers als Suzanne Simard en Diana Beresford-Kroeger, dat cruciaal was voor de ontwikkeling van deze roman. We worden geconfronteerd met initieel sterk bekritiseerde theorieën, die slechts gaandeweg breder wetenschappelijk ondersteund werden.

Simard bijvoorbeeld ontdekte het bestaan van moederbomen, die via ondergrondse schimmelnetwerken de groei van andere bomen bevorderen. Uitwisseling van stoffen als koolstof kan zowel binnen de eigen soort als met bepaalde andere soorten getraceerd worden. Eigen zaailingen van een moederboom kunnen daarbij op extra (meetbare) ondersteuning rekenen.

Via gedreven onderzoek maakt Powers zich het brede veld rond onderzoek naar bomen en de relatie tussen bomen en mensen fictioneel eigen. Daarmee levert hij opnieuw een stevig doortimmerde vintage Powers af, die niet enkel uit hardcore wetenschap, maar ook uit gevoelsmatige banden is opgebouwd. Via de mens maakt hij het onzichtbare leven van bomen tastbaar aanwezig.

‘De grootste vreugde die velden en wouden verschaffen is de suggestie van een verborgen verbond tussen mens en gewas. Ik ben niet alleen en miskend. Zij begroeten mij en ik hen. […] Het verrast me en is me toch niet vreemd. Het is alsof ik daarop wordt getroffen door een verhevener gedachte of een nobeler emotie’. (Ralph Waldo Emerson)

Bekroond met de Pulitzer Prize for Fiction 2019.

Richard Powers: Tot in de hemel, Atlas/Contact Amsterdam, 2018, 602 p. ISBN 9789025452772. Vertaling van The Overstory door Jelle Noorman. Distributie VBK België


© 2024 | MappaLibri