Het gesticht. Drie maanden Den Dolder

Drie maanden lang verbleef Menno Wigman als 'artist in residence' op het terrein van de Willem Arntsz Hoeve, een inrichting voor psychiatrische patiënten in Den Dolder. Hij hoopte er nieuwe gedichten te schrijven en op zoek te gaan naar gedichten van de bewoners van de kliniek. Ook oude patiëntendossiers wilde hij doornemen om teksten te vinden die het waard waren gepubliceerd te worden en om meer te weten te komen over het verblijf van de dichter Gerrit Achterberg daar in 1933.  
 
De dagboekachtige aantekeningen over die drie maanden zijn een boek geworden met een aantrekkelijke vormgeving, een mooie typografie en intrigerende foto-illustraties uit heel verschillende bronnen. Wigman beschrijft wie en wat hij tegenkomt in Den Dolder: de stilte die er ogen lijkt te hebben, patiënten en een zonderling die op het terrein in boshutten woont. Hij citeert teksten die hij er heeft gevonden, diept literaire herinneringen op uit zijn lectuur, denkt na over het schrijven, o.m. voor eenzame uitvaarten, en herinnert zich dat hij altijd in zijn leven al iets gehad heeft met verwarde geesten. Ontmoetingen op straat en in de punkscene, bizarre briefjes vastgeprikt aan bomen in Amsterdam, zijn jeugd dicht bij de inrichting Santpoort. "In Santpoort woonde een man die soms liggend op straat in rioolputjes schreeuwde - naar later bleek een eerste stuurman die de stokers in het vooronder opdrachten zat te geven". Of nog: "Op het perron vertelde een beeldschone verpleegster me ooit over haar eerste werkdag: tijdens de pauze kwam er een oude, kale sater aan haar tafel zitten, keek haar een minuut lang in de ogen en propte toen alle peuken uit de asbak in zijn mond".  
 
Wigman voelt aan den lijve, op zichzelf teruggeworpen in die leegstaande lokalen, hoe dun de grens is tussen normaliteit en waanzin. De zoektocht naar Achterberg levert weinig op, de poëzie van de patiënten blijkt vaak ontgoochelend zwak: "Vogels, vlinders en wolkenhemels waren niet van de lucht en het woord 'eenzaamheid' betekende ook echt eenzaamheid". Maar hij schrijft er een aantal sterke gedichten, o.m. een geïnspireerd door het zwembad voor zwakzinnigen in het aanpalende Dennendal. Zijn aantekeningen blijven fragmentarisch, springen van de hak op de tak, zijn nauwelijks gestroomlijnd. Dat, samen met de glasheldere taal waarin ze zijn geschreven (geen woord te veel), maakt ze authentiek. De verwarring, het andere, vaak machteloze denken zet een voet over de drempel, zonder dat de auteur modieus met de waanzin koketteert. In feite gaat het boek over de broosheid die alle mensen verbindt, de zucht naar liefde en lust, de pijn, de angst voor de dood.
 
Samenhorigheid en isolement, twee kanten van een medaille. Het gesticht past niet in een gangbaar discours, tenzij in wat Deleuze en Guattari de 'kleine literatuur' noemen. Het is een bundel aantekeningen om stil van te worden, een boodschap uit een andere wereld, diep in ons. Goed schrijven houdt bij Wigman de kunst van het goed citeren in. Bijvoorbeeld uit de afscheidsbrief van Virginia Woolf: "We kennen onze eigen ziel niet, laat staan de ziel van een ander. Mensen gaan niet hand in hand de hele weg tot aan het einde. Er is een maagdelijk woud in ieder van ons; een sneeuwveld waarop zelfs een vogel zijn afdruk niet heeft achtergelaten. Daarin lopen we alleen, en dat willen we ook liever". Wie niet bang is voor die waarheid, moet dit verslag uit Den Dolder lezen.
 
Zwembad Den Dolder
 
Er zijn gevoelens die fascistisch zijn.
De vader die niet weet waarom hij slaat,
de zoon die half verblind in foto's krast.
 
De mooiste idioot die ik ooit zag
lag op zijn rug een heel heelal te zijn.
Geen vader kreeg ooit greep op deze pees
 
die als een kosmonaut het bad door dreef,
geen moeder stookte in zijn vissenkom.
En wit en scheef en wijs zwom hij. Hij zwom.
 
Uit Het gesticht
 
Menno Wigman: Het gesticht. Drie maanden Den Dolder, Prometheus, Amsterdam 2007, 103 p. : ill. ISBN 9789044608960. Distributie Pelckmans Uitgevers
 
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 

© 2024 | MappaLibri