In de man zit nog een jongen. Willem Wilmink – De biografie

Met wetenschappelijke precisie ging journaliste Elsbeth Etty in op de vraag van uitgever Vic van de Reijt om een biografie over tekstdichter Willem Wilmink te schrijven. De vraag van Wilminks voormalige bentgenoot aan Elsbeth Etty verbaasde die laatste enigszins, aangezien uit weinig bleek dat hun blikvelden overlapten, zo zegt ze zelf in een inleiding. Weliswaar studeert Etty Nederlands aan het UvA in dezelfde periode dat Wilmink daar poëzieanalyse gaf, maar kreeg ze nooit les van hem. Achteraf kan men zich de vraag stellen of deze instelling er niet heeft aan bijgedragen om met gepaste aandacht en toch neutraal over een van de grootste liedjesschrijvers uit het Nederlandstalige taalgebied te berichten.
 
Want dat was Willem Wilmink (1936-2003) wel degelijk. Hij leverde als lid van het befaamde Schrijverscollectief (met onder meer Cees Aarts, Jacques Klöters en Jan Boerstoel) het gros van de teksten voor klassiek geworden programma’s als De Stratemakeropzeeshow, J.J. De Bom en Het Klokhuis. Wilmink schreef ook voor volwassenen. Zangers als Herman van Veen, Wieteke van Dort en Joost Prinsen maakten graag gebruik van zijn werk. Zo kwam hij bij het grote publiek over als een zachtaardige knuffelbeer met oog voor wat vervloog – de jongen die in zijn hart nooit ouder werd dan elf. Steeds greep hij terug naar ‘die goeie ouwe tijd’, de geborgen en veilige jeugd in Enschede, die door het volwassen worden zo bruusk tot het verleden behoorde. Dat Twente zo belangrijk was voor hem, bleek ook uit zijn teksten. Uiteindelijk zou Wilmink sterven in de straat waar hij werd geboren.
 
Naast die naïeve, kwetsbare kant zien we in de biografie van Etty ook een andere kant: die van een man die vaak geen blijf wist met zichzelf, die kon uitbarsten in driftbuien die hij niet onder controle had; kortom, van iemand die grote moeite had zich te handhaven in de buitenwereld en gebukt ging onder tal van (al dan niet irrationele) angsten. Veel conflicten in zijn persoonlijke levenssfeer alsook in zijn professionele bestaan passeren de revue. Ook de latere periode, waarin hij zichzelf op het podium al zingend begeleidt met zijn accordeon, komt ruim aan bod.
 
Elsbeth Etty sprak voor haar onderzoek familieleden, vrienden en collega’s en groef in tal van archieven. Ze schrijft sec en onderbouwt haar bevindingen met interessante voetnoten en referenties. Af en toe verliest Etty zich in anekdotiek, en wordt het een welles-nietesspel over wat er nu precies gebeurde. Nergens echter geeft ze de lezer het gevoel (te) dichtbij haar onderwerp te zijn genaderd; haar beschrijvingen doen eerder koel en afstandelijk aan. De lezer op zijn beurt voelt steeds meer sympathie voor de man die, mentaal gehavend uit de oorlog gekomen, het ook allemaal niet meer wist en voor wie Belgisch bier vaak een toevlucht was.
 
Hoewel Elsbeth Etty wel teksten van Wilmink citeert, gaat ze nergens in op de vraag wat de gedichten van Wilmink, alom geëerd voor zijn heldere taalgebruik en herkenbare beschrijving van emoties zonder ooit larmoyant te worden, nu zo goed maakt. In de man zit nog een jongen zou dan ook eerder gezien kunnen worden als een vervollediging van Hier is Prins Zonneschijn (Nijgh & Van Ditmar 2008), de autobiografie die Wilmink zelf al bij leven schreef (het is te zeggen: het typoscript werd in zijn nalatenschap aangetroffen, maar werd pas na zijn dood uitgegeven).  
 
Het massieve werk van Etty blijft boeiend tot de laatste pagina, dankzij het gedegen onderzoekswerk dat ze leverde. Eens te meer is de lezer geneigd na afloop zich te verliezen in Verzamelde liedjes en gedichten (Prometheus 2017) of Sprookjes en vertellingen (Nijgh & Van Ditmar 2010) van de schrijver zelf. Het boek is voorzien van een ruime literatuuropgave en een uitgebreid personenregister en bevat tevens vele foto’s, tekeningen en handschriften.
 
Elsbeth Etty: In de man zit nog een jongen. Willem Wilmink – De biografie, Nijgh & Van Ditmar 2019, 552 p. ISBN 9789038806112. Distributie L&M Books

© 2024 | MappaLibri