De doorwrochte Spilliaert
In een van zijn lichtvoeterigere gedichten beschrijft Hugo
Claus twee dames op de dijk van Oostende die zich rap uit de voeten maken omdat
ze de schilder Léon Spilliaert zien aankomen, die het portret van hun ruggen dreigt
te gaan maken. Ik heb mijn verzamelde gedichten van Claus niet bij de hand (de
bundel zit ergens verdoold in één van de vele dozen boeken waarvoor geen plaats
meer is op de boekenrekken), maar ik meen me te herinneren dat het een
knitteldicht was uit de bundel Almanak
(1982). In elk geval, het korte vers vat heel precies één van de meest
fascinerende dualiteiten in het werk van Spilliaert: de kunstenaar observeerde
vaak heel alledaagse scènes (vissersvrouwen, de dijk, duistere interieurs…)
maar schilderde die op een manier die vaak verontrustend en beklemmend was,
waardoor het alledaagse unheimlich
wordt. Op die manier heeft hij ongetwijfeld mee vorm gegeven aan de manier
waarop Oostende in het Belgisch collectief onbewuste leeft. Het Oostende waar
Claus’ roman De verwondering (1962)
zich afspeelt, lijkt in zijn groteskere aspecten bijvoorbeeld zeer Spilliaens.
In die zin kan
men zeggen dat de werkelijkheid van Spilliaert ten diepste gepsychologiseerd
is, wat van hem meteen ook een duidelijk symbolistisch kunstenaar maakt. Het is
die Unheimlichkeit die een centraal
object van analyse is in Anne Adriaens-Panniers massieve studie van Spilliaert,
die tevens de eerste alomvattende synthese van het oeuvre vormt. De huidige
uitgave, Léon Spilliaert from the Depths of the Soul, is
een (soms wat onhandige) Engelse vertaling van een oorspronkelijk
Nederlandstalige studie, Spilliaert. De
bezielde blik (Ludion 2006), de neerslag van het doctoraatsonderzoek van de
auteur. Zij is op dit moment vermoedelijk de grootste Spilliaert-kenner ter
wereld, met ruim twintig jaar onderzoek op het oeuvre achter de kiezen. Een
dergelijke publicatie is bij definitie belangwekkend, al was het maar omdat
Spilliaert, geheel ten onrechte, nog niet de internationale reputatie geniet
die hem op grond van de kwaliteit van zijn oeuvre toekomt. Bovendien is het
boek voor de bewonderaars van de kunstenaar een evenement omdat nooit eerder
zoveel werken, en vooral zoveel weinig bekende werken, in prachige reproducties
binnen één band werden samengebracht èn exhaustief geduid.
Het boek heeft twee
onderzoekslijnen die met elkaar verbonden zijn: het onderneemt een
gedetailleerde iconografische en cultuurhistorische duiding van het oeuvre en
brengt, om dat doel te bereiken, ook een hele reeks artistieke, culturele en
intellectuele invloeden van de kunstenaar in kaart. Daarbij wordt een en ander
ook aan de biografie gelinkt, al gebeurt dat laatste eerder sporadisch omdat de
uiteenzetting geen biografie in de strikte zin wil zijn (er is een uitgebreide biografische
schets voorzien aan het einde van het boek). Jammer genoeg heeft de auteur echter
nagelaten een inleiding te schrijven waarin opzet en methodiek van de studie
worden toegelicht. Hierdoor belandt men bij het eerste hoofdstuk meteen in
medias res. En dat betekent dat de auteur ons meeneemt op een associatieve
tocht doorheen talloze aquarellen en schilderijen die, soms op basis van vrij
vage iconografische verbanden, worden samengebracht.
De auteur doet zichzelf hiermee
geen plezier, want de eerste, exploratieve hoofdstukjes vormen de zwakste
schakel van het boek omdat de auteur haar eigen associaties tussen de werken
hier soms de bovenhand laat krijgen over het onderzoek. Een op zich onschuldig
portret van een jongeman (1901-1903; ill. 34) wordt in de tekst bijvoorbeeld gelinkt
aan een mogelijke seksuele onderwereld door te suggereren dat hij wel eens de
loopjongen zou kunnen zijn van een norse bordeelhoudster in een andere aquarel die Mademoiselle Blanche (1901-1903; ill. 35) heet. ‘Hoe onschuldig is
deze jongen?’ vraagt de tekst, zonder dat er redenen worden gegeven om deze
twee werken op zo’n narratieve manier met elkaar te verbinden of zelfs nog maar
te suggereren dat ze iets met elkaar te maken hebben. In dit soort passages
laat Adriaens-Pannier zich verleiden door het spook van de Hineininterpretierung, waarbij de interpretatie van het werk soms
voorbijgaat aan wat er feitelijk te zien is. Zo wordt over een schilderij van
een Adam gezegd dat zijn ogen glimmen
met een vuur dat heel mooi in Adriaens-Panniers filosofisch-theologische interpretatie
van het schilderij past (en doorheen het boek gaat de auteur omstandig in op de
spirituele dimensies in Spilliaerts werk), terwijl de ogen van de Adam in het
eigenlijke schilderij donker en dof zijn en helemaal niet glimmen.
Het is duidelijk dat
de auteur in deze eerste (sub-)hoofdstukjes meteen probeert te illustreren hoe
we in het oeuvre de in de titel van haar boek aangekondigde diepste zielenroerselen
van de kunstenaar (filosofisch, psychologisch, emotioneel) kunnen zien. De
auteur benadert het oeuvre daarbij als een soort stafkaart van het psychologisch
zelfportret dat ze erin heeft gezien, gestuurd door haar intieme kennis van het
werk. Daarbij gaat haar enthousiasme echter een paar keer met haar
methodologische rigueur aan de haal, waardoor dit soort ongelukkige
schoonheidsfoutjes haar betoog onnodig ontsieren. Het boek komt in dat opzicht dus
enigszins hortend en struikelend uit de startblokken.
Adriaens-Pannier maakt gelukkig een
veel betere beurt wanneer ze Spilliaert in zijn artistieke context plaatst, met
omstandige hoofdstukken over de relatie tot onder meer Munch, Ensor en Permeke.
Hier kan de auteur ook haar formidabel gedetailleerde kennis van leven en werk
volledig uitbuiten om de context van het oeuvre te schetsen. Verder zijn er mooie
duidingen van bijvoorbeeld tendensen in Spilliaerts reeks buitengewone zelfportretten,
of zijn gebruik van het spiegelmotief. Maar dergelijke thema’s zijn concreter
en blijven de schilderijen dichter op de huid zitten dan filosofische speculaties
over het mensbeeld of de levensvisie die door de kunstenaar worden uitgedrukt.
Wanneer Adriaens-Pannier zich verdiept in de verschillende terugkerende
motieven in het oeuvre (zoals de vissersvrouw, landschappen en bomen, maar ook
ogenschijnlijk onopmerkelijke details als opwaaiende haarlokken en jurken)
bevindt ze zich op veel vastere bodem en laat haar fenomenale kennis van het
oeuvre haar toe om de eenheid in de veelheid toe te lichten, belangrijke
nuances te laten oplichten, of ons gewoon op sprekende details te wijzen die
ons anders zouden zijn ontgaan.
Visueel is het boek formidabel. Het brengt een buitengewone
rijkdom aan vaak weinig bekende werken van Spilliaert samen in reproducties van
fenomenale topkwaliteit. Na het doorkijken van dit boek kan er geen twijfel
over bestaan dat Spilliaert een meester van internationaal niveau is die de
reputatie van een Rops of een Ensor zou moeten genieten. Hij verdient dan ook
een massief boek zoals dit, waarin met aandacht voor de context en de subtiele
iconografische nuances van zijn werk precies duidelijk wordt gemaakt waarom hij
zo buitengewoon is. De massiviteit van het boek, dat een geheel eigen gewicht
geeft aan het idee van een exhaustieve analyse, betekent ten slotte ook dat lineair
van begin tot eind lezen niet noodzakelijk de beste manier is om het boek te
benaderen, al loont die aanpak wel voor de volharders. Minder stoutmoedige
lezers kunnen zich laten verleiden door de verschillende thematische
(sub-)hoofdstukjes waarin telkens weer specifieke facetten van het oeuvre
worden toegelicht. Ook die aanpak is zeer vruchtbaar, met name omdat de vele
afbeeldingen zeer strategisch doorheen de tekst zijn gestrooid om de
argumentatie ter plaatse toe te lichten, zodat de tekst soms uit heel veel met
elkaar verbonden mini-essays lijkt te bestaan. Dat alles maakt van deze studie
een boek dat men zeer graag steeds opnieuw ter hand neemt om almaar nieuwe
werken en nieuwe lijnen te ontdekken. Dit boek leent zich dus zowel tot
diepgravende studie als tot grasduinen, en is bovendien een pronkstuk voor de
salontafel van wie van coffee-table books
houdt.
Uiteindelijk
biedt dit boek een spectrum aan sleutels om vanuit steeds andere (maar toch met
elkaar verbonden) invalshoeken dit bijzondere oeuvre te ontsluiten. En dat
laatste is dan toch wel de allergrootste verdienste van deze studie: de
combinatie van zeer gedetailleerde analyse (inclusief het uitputtend duiden van
motieven, invloeden en tendensen) met een onverzadigbare overdaad aan werkelijk
zeer hoogwaardige reproducties zorgt ervoor dat men het oeuvre hier te zien
krijgt zoals men het nooit eerder zag. We wisten natuurlijk al langer dat
Spilliaert een formidabel kunstenaar was, maar dit boek laat ons toe om ons, in
tekst en beeld, te vergewissen van de buitengewone complexiteit van dit oeuvre,
dat verontrust, behekst, beduvelt en fascineert.
Anne Adriaens-Pannier: Léon Spilliaert from the
Depths of the Soul, Ludion, s.l. 2019, 336 p. : ill. Vertaling van Spilliaert. De bezielde blik door Helen Simpson, Vicky Morrisson en
Donald Pistolesi. ISBN 9789491819902. Distributie Exhibitions International
© 2024 | MappaLibri