Schokkend blauw

In haar debuutroman Schokkend blauw reikt Mathilde van Deynse een inkijk aan in de manier waarop haar hoofdfiguur Micheline de woelige jaren zeventig induikt, met hier uiteraard de nawerking van mei ’68 en de drang komaf te maken met een aantal burgerlijke gewoontes. De roman vangt aan in het jaar 1971 en voert de lezer via een aantal tijdsprongen tot het begin van de jaren negentig. De aandacht gaat in de eerste plaats uit naar de strijd die Micheline voert met zichzelf, geconfronteerd als ze zich weet met een vastgelopen huwelijk. Haar man, Victor, vlucht in zijn hobby, het kweken van kanaries, die het op internationale veilingen steeds beter doen. In zijn eenzelvigheid die, zoals even wordt gesuggereerd, te maken heeft met een traumatische ervaring tijdens de Tweede Wereldoorlog, zet hij nadien alles op de nieuwbouwwoning die hij laat optrekken. Weer wordt Micheline, net als de kinderen Leila en Arne, buitengesloten en heeft ze part noch deel aan de bouwwerkzaamheden.  
 
Voor Micheline dient zich een uitweg aan als ze in contact komt met PieterJan, de buur die als logopedist Arne moet zien bij te werken om hem af te helpen van zijn probleem van dyslexie. Gaandeweg de ontwikkeling van de plot wordt duidelijk dat PieterJan emotioneel en psychisch aan de grond zit nadat zijn vrouw en dochter hem de rug hebben toegekeerd.  
 
Bij het uitrafelen van de gemoedsstemmingen van zowel Micheline als PieterJan verbindt Mathilde van Deynse een aantal motieven die als een rode draad doorheen de roman lopen: het tangodansen, dat in zijn sensuele opbouw voor beiden een vluchtweg lijkt te openen, en verder de muziek in het algemeen (Leila die klassieke opera-aria’s vertolkt), en ten slotte de fotografie: PieterJan maakt met veel symboliek geladen foto’s van Micheline. Hoe Arne in de relatie tussen zijn moeder en PieterJan een bepalende rol gaat spelen en op zeker moment de druk van het weten niet meer aankan, culmineert in het feit dat hij een dodelijke val maakt in de kelder van de in aanbouw zijnde woning die Victor koste wat het kost wil laten bouwen.  
 
Schokkend blauw ontwikkelt zich als een klassieke psychologische roman, zeker in de manier waarop alles netjes wordt uitgelegd en afgelijnd. Zo staat er te lezen: ‘Hoever wilde ze gaan in de dans van haar leven om de totale liefde te bereiken?’ Ook zonder die expliciet aangereikte uitleg weet en beseft de lezer dat dit het is waarmee Micheline kampt. Het is die neiging steeds weer te willen duiden die verder ook leidt tot een vorm van omslachtige verwoording die storend overkomt:  
 
‘Handelen kon ze toen nog niet, maar in haar hoofd was met het suizen iets in gang gezet, een uiterst geraffineerd raderwerk dat denken heet, waardoor haar hersenen even ontsnapten aan de eroderende werking van huishoudelijke taken.’  
 
En zinnen als ‘het schip dat hun gezin ooit was, had zich aan een ondergrondse ijsschots opengereten en was de dieperik ingegaan’ is al te clichématig om echt te raken. Wat dan weer de aandacht van de lezer grijpt is de slotpassus van de roman: hoe zal het verder gaan, nu Micheline aan PieterJan, zo’n tien jaar nadat ze hem voor het laatst heeft gezien, ‘laat weten hoe laat ze in Brussel zou aankomen met haar koffers.’ Een nieuw begin, of toch weer het gewicht van de herinneringen die haar blijvend zullen achtervolgen?
 
Mathilde van Deynse: Schokkend blauw, Skribis, Drongen 2019, 219 p. ISBN 9789492944306 

© 2024 | MappaLibri