Fantastische nacht en andere verhalen

In 1916 publiceerde Tristan Tzara het eerste Dada-Manifest, in 1919 zorgde het gedicht ‘An Anna Blume' van Kurt Schwitters voor consternatie en in 1924 verscheen André Bretons eerste surrealistische manifest. Er werd na de Eerste Wereldoorlog stevig tegen de schenen van het culturele establishment geschopt. Ondertussen bleef de Oostenrijkse auteur Stefan Zweig (1881-1942) verder schrijven aan zijn degelijke, klassieke verhalen. Zweig is immers een product van zijn tijd: hij groeide op als seculiere, burgerlijke en welstellende Jood uit de hogere kringen tijdens de Oostenrijks-Hongaarse monarchie. In zijn nog steeds veelgelezen autobiografie, De wereld van gisteren, schetst hij een nostalgisch portret van zijn geboortestad Wenen, die rond de eeuwwisseling de hoofdstad van het culturele Europa was.  
 
De verhalen die zijn opgenomen in Fantastische nacht en andere verhalen zijn geschreven tussen 1900 en 1942. Het vroegste verhaal is het korte ‘Vergeten dromen’ en het laatste de overbekende ‘Schaaknovelle’. In totaal schreef Zweig negenentwintig verhalen. Daarvan heeft Ria van Hengel er achttien vertaald en van een kort nawoord voorzien. Het is uit de colofon niet op te maken wie verantwoordelijk is voor het selecteren van de verhalen. Uit het nawoord valt ook niet uit te maken op basis van welke criteria de verhalen zijn gekozen en waarom ze in de volgorde staan zoals ze staan. Ze zijn alvast niet chronologisch geordend.
 
Ria van Hengel is al tientallen jaren een vaste waarde. Ze heeft talrijke boeken vertaald van schrijvers die niet meteen bekend staan als gemakkelijk: Elfriede Jelinek, Friedrich Nietzsche, W.G. Sebald. De vorige Nederlandstalige bundel van Zweig, Schaaknovelle en andere verhalen (Athenaeum-Polak & Van Gennep 1992, vertaald door Theodor Duquesnoy) bevatte elf verhalen, waarvan Ria van Hengel er negen opnieuw heeft vertaald voor Fantastische nacht en andere verhalen. ‘De amokmaker’ en ‘Verwarring der gevoelens’ werden niet opnieuw vertaald, maar in totaal zijn er acht voor het eerst vertaalde verhalen opgenomen.  
 
Een voorkeur voor een vertaler berust voor een deel op persoonlijke smaak, maar bij een vergelijking tussen Van Hengel en Duquesnoy blijkt wel dat de eerste kiest voor een moderner taalgebruik waarbij ze de grammatica meer doet aansluiten bij het Nederlands. Haar vertaling leest dan ook vloeiender dan die van Duquesnoy. De tekst wordt in beide vertalingen in andere alinea’s ingedeeld.
 
Alle verhalen draaien bij Zweig om gevoelens. Dat was grotendeels plaats-, en tijdgebonden. In het Wenen van Zweig leefde immers ook Sigmund Freud, die het rationele functioneren van de mens een dreun gaf. Hoewel het grootste deel van zijn psychoanalyse vandaag als vals en frauduleus is ontmaskerd, heeft hij wel de nadruk verlegd van het verstand naar het gevoel en het psychisch functioneren van de mens. Sommige titels van Zweigs verhalen wijzen al in die richting: ‘Angst, ‘Ondergang van een hart’. Zweig schrijft ook dikwijls over de hogere kringen, maar ook over gouvernantes, dienstmeisjes, aan lager wal geraakte mensen. Dat doet hij meestal met respect en niet neerbuigend. Blijkbaar heeft Zweig het contrast tussen rijk en arm nodig om zijn wereldbeeld compleet te maken.  
 
In het titelverhaal gaat het om de ‘psychische zelfonthulling' van baron Friedrich Michael van R. Hij stelt op een dag vast dat zijn ‘geestelijke spankracht' afneemt. ‘Ik merkte dat ik steeds minder, steeds zwakker begeerde, dat er een soort verstarring in mijn gevoel was gekomen, dat ik […] leed aan een psychische impotentie, een onvermogen het leven hartstochtelijk te omhelzen’. Een maîtresse maakt de relatie gedaan: hij voelt slechts onverschilligheid. Een vriend overlijdt, maar hij voelt niets. In de hoop iets te doen aan zijn ‘psychisch defect’ gaat hij naar de paardenrennen. In de razernij die er heerst, staat hij koel te observeren en is hij slechts afgunstig op zij die opwinding voelen bij het wedden op paarden. Hij wordt er wel gefascineerd door een vrouw en haar begeleider. Die laatste laat een ticket vallen, de baron raapt het op en wint. Vervolgens wint hij steeds meer. Hij voelt nog altijd niets: ‘De zweepslag van het woord ‘dief’, waarvan ik had verwacht dat het me zou opschrikken en vervolgens laten neerstorten in een onnoembare, berouwvolle schaamte, had geen gevolgen.’ De baron wil van het geld afkomen. Het verhaal eindigt in het bekende Weense park Prater, waar een hoertje op het toneel verschijnt. Komen zijn driften opnieuw tot leven? Want over seks schrijft Zweig ook dikwijls; de relatie met Freud is duidelijk.
 
Over 'Schaaknovelle' is al veel inkt gevloeid. Het is jammer dat een auteur vastgepind wordt op slechts één verhaal. Zweig heeft immers vele verhalen geschreven die de kwaliteit ervan evenaren of zelfs overstijgen. Een persoonlijke favoriet is ‘Boekenmendel'. Het combineert enkele belangrijke aspecten die ook in andere verhalen terugkomen: de mooie sfeerzetting, het verhaal met vaste contouren en heldere inhoud, het Jodendom en de hartstocht. In het nawoord spreekt Ria van Hengel over ‘de traditioneel Joodse liefde voor boeken’.  
 
Ergens in een buitenwijk van Wenen is dagelijks, van ’s morgens tot ’s avonds, de sjofele Jacob Mendel, bijgenaamd Boekenmendel, aanwezig in een koffiehuis. Hij is er een vaste klant en heeft zijn eigen tafeltje. Hij is ‘magiër en makelaar in boeken’. Hij volgde enkel de Talmoedschool en is dus buitengesloten van universiteiten en wetenschappelijke instituten.  
 
‘Hij wist van elk werk, of het nu gisteren was gepubliceerd of tweehonderd jaar geleden, onmiddellijk precies de plaats van verschijnen, de schrijver, de prijs, nieuw en antiquarisch, en hij herinnerde zich bij elk boek feilloos zowel de vorm als de illustraties en de facsimilebijlagen […].’
 
Zijn geheugen is onfeilbaar, maar enkel wat betreft de vorm van boeken want hij hield zich niet bezig met inhoud of betekenis. Verder hield hij zich met niets anders bezig: mensen interesseerden hem niet, hij las geen kranten en was bijgevolg compleet wereldvreemd. Van alle hartstochten kende hij alleen maar de ijdelheid:
 
‘Als mensen bij hem kwamen om een inlichting waarnaar ze al op honderd andere plaatsen tot moe wordend hadden gezocht, en hij kon hem onmiddellijk helpen, alleen dat werkte bij hem als bevrediging, als lust, en misschien ook nog het feit dat er in Wenen en daarbuiten enkele tientallen mensen leefden die zijn kennis eerden en nodig hadden.’
 
Op een dag wordt hij echter opgepakt door de geheime politie en belandt hij in een concentratiekamp.
 
De verwijzing naar oorlog komt ook expliciet en uitvoerig terug in ‘De dwang’. De innerlijke strijd van de protagonist, die zo kenmerkend is voor Zweigs personages, wordt plastisch beschreven. Een kunstschilder is met zijn vrouw van Oostenrijk naar het neutrale Zwitserland gevlucht. Hij was afgekeurd voor militaire dienst maar krijgt alsnog een brief om zich aan te melden bij het consulaat. Europa was in ‘slavernij veranderd’.  
 
‘Vaderland, dat betekende voor hem nu alleen nog maar gevangenis en dwang. Buitenland, dat was voor hem wereldvaderland, Europa was de mensheid.’
 
Meteen bekruipt hem angst. Zweig heeft het over trillende handen, de vloer die wankelt onder de knieën, kokhalzen. Hoewel het tegen zijn principes is, voelt de protagonist toch een onweerstaanbare dwang om zich te melden. Tegen zijn vrouw zegt hij: ‘Ik ken maar één plicht, namelijk om mens te zijn en te werken. Buiten de mensheid heb ik geen vaderland, ik heb niet de ambitie om mensen te doden, ik weet het allemaal, Paula, ik zie het even helder als jij – maar ze hebben me gewoon al te pakken, ze roepen me op en ik weet dat ik ondanks alles zal gaan.’ Ook Zweig was een uitgesproken humanist en pacifist.
 
De boeken van Zweig werden in 1936 in Duitsland verboden en publiekelijk verbrand. Gedurende de decennia daarvoor was hij echter een veel gelezen auteur en werden zijn boeken in vele talen vertaald. Daar genoot Zweig van. Hij was immers zelf een kosmopoliet, een wereldreiziger en een verdediger van de Europese gedachte. Gedesillusioneerd door de barbarij van de Tweede wereldoorlog pleegde hij in Brazilië zelfmoord, samen met zijn tweede vrouw. Zijn verhalen zijn hier en daar verouderd, maar ze zijn toch nog steeds voldoende fris. In het nawoord schrijft Ria van Hengel dat niet enkel zijn ‘Schaaknovelle’ en De wereld van gisteren nog altijd veel worden gelezen maar ook zíjn geromantiseerde biografieën van Erasmus, Balzac en Marie Antoinette.
 
Deze prachtige en erudiete nieuwe vertaling, in een mooi vormgegeven en gebonden boek, zal er ongetwijfeld toe bijdragen dat lezers de verhalen van Stefan Zweig zullen (her)ontdekken. Naast de reeds vermelde verhalen, zijn nog opgenomen: ‘De gouvernante’, ‘De onzichtbare verzameling’, ‘De gelijk-ongelijke zusters', ‘Brief van een onbekende’, ‘De Mondscheingasse’, ‘Leporella', ‘Brandend geheim, ‘Vergeten dromen’, ‘Verhaal in de schemering’, ‘De vrouw en het landschap', ‘Vierentwintig uren in het leven van een vrouw' en ‘Onverwachte kennismaking met een vrouw.’
 
Stefan Zweig: Fantastische nacht en andere verhalen, Van Oorschot, Amsterdam 2019, 654 p. ISBN 9789028293076. Vertaling uit het Duits door Ria van Hengel. Distributie Elkedag Boeken  

© 2024 | MappaLibri