Goed nieuws voor liefhebbers van Willem Brakman: er is een
biografie in de maak. In de bundel Het binnenste buiten gaat Gerrit Jan
Kleinrensink in op Brakmans eerste schrijversjaren: de biografische achtergrond
van zijn debuutroman Een winterreis (1961) en zijn relatie met ‘vriend
en kwelgeest’ Nol Gregoor en met Simon Vestdijk. Voorlopige conclusie:
Kleinrensink weet echt alles over Brakman en is de geknipte biograaf om uit te
zoeken hoe de schrijver autobiografisch materiaal heeft omgeturnd in een
privémythologie die zijn hele oeuvre zou voeden. Een minpunt is dat
Kleinrensink stroef schrijft en warrig structureert. Duimen maar dat het in de
biografie allemaal in de plooi valt.
Het binnenste buiten is
een bundel met literatuurwetenschappelijke
stukken: een symbolische lezing van De gifmenger (2003), een
narratologische ontrafeling van de dubbelzinnige focalisatie in de
‘autobiografie’ Pop op de bank (1989), een cultuurkritische lectuur van Het
groen van Delvaux (1996). Bart Vervaeck schrijft zoals gewoonlijk een
stevig doortimmerd essay, over de humor bij Brakman: ‘De grappenmaker is bij Brakman
iemand die zweeft tussen een euforisch kind en een bittere volwassene. Hij is
een melancholicus die het verloren verleden tegelijkertijd met liefde koestert
en met haat vergiftigt. Zijn publiek omarmt en schoffeert hij met een mix van
beschaafde, zelfbewuste afstandelijkheid enerzijds en grove, lijfelijke
intimiteit anderzijds.’ En Lars Bernaerts schrijft een boeiend stuk over de
taaldaden bij Brakman. Jaap Goedegebuure vertelt dan weer weinig nieuws over de
parodistische strategieën in Brakmans werk.
Dirk Coigneau brengt een
fascinerende slow motion lectuur van de late roman Moenens luchtige
sprongen (2005) en adviseert treffend een soort ‘aandachtige
verstrooidheid’ als leesstrategie: ‘Enerzijds “voorzichtig voorttastend” met
een groeiend vertrouwen in de weloverwogen precisie van de gekozen woorden en
neergeschreven zinnen, en, anderzijds, achteroverleunend, de relevantie en
diepte verkennend van de perspectieven die door een schijnbaar onuitputtelijke
hoeveelheid aan “invallen” en hun mogelijke combinaties, associaties en
connotaties in allerlei richtingen opengaan.’
Het binnenste buiten
bevat ook facsimile’s van manuscripten en typoscripten uit alle fases van
Brakmans werk. Jan Kuijper, die als redacteur bij Querido veel werk van Brakman
heeft begeleid, introduceert een fragment van de nagelaten roman Staren
in het duister. Het blijft jammer dat Querido die roman nooit in boekvorm
heeft willen uitbrengen.
Een bundel als deze is natuurlijk vooral bedoeld voor de
ingewijden. Het probleem met Brakman is dat je eigenlijk al een ingewijde moet
zijn als je hem voor het eerst leest. Niet alleen verwacht hij een meer dan
gemiddelde vertrouwdheid met de wereldliteratuur, maar het helpt ook als je
Brakmans hele oeuvre in het achterhoofd houdt: vooral aan de latere romans
beleef je veel plezier als je de vele echo’s, knipogen en travestieën herkent.
Hoe verleid je iemand om zo’n ingewijde te worden? Misschien toch vooral door
prikkelend en enthousiasmerend te schrijven over de plaats die Brakman in je
leven heeft veroverd, zoals Marcel Verreck in deze bundel doet, in een stuk
over Den Haag en Brakman. Om Brakman in leven te houden, zijn naast
wetenschappelijke diepteboringen zeker ook subjectieve, eigengereide verkenningen
van enthousiaste lezers nodig.
Lars
Bernaerts, Bart Vervaeck (red.): Het binnenste buiten. Werk en leven van Willem
Brakman, Academia Press, Gent 2012, 237 p. ISBN 9789038220284
Oorspronkelijk verschenen in De
Leeswolf 2012
© 2024 | MappaLibri