Dat dichters niet altijd als adolescent debuteren, is vrij
algemeen bekend, maar Astrid Dewancker is van jaargang 1949. Alleen al dat
gegeven maakt deze debuutbundel toch wel opmerkenswaard, te meer daar het boek
niet verschijnt in eigen beheer of bij een van de vele zelfdrukkerijen, maar
bij een uitgever die werkt met lectoren. De flaptekst vermeldt overigens niet
enkel de professionele loopbaan van Dewancker, maar ook het feit dat ze
literaire creatie heeft gevolgd aan de kunstacademie in Ieper. Ook in dit
opzicht is dit een bezonken en doordacht werkstuk.
De titel verwijst naar het kinderspel
verstoppertje, maar tegelijk ook naar de verboden blik van Orpheus bij zijn
tocht door de onderwereld. In die zin gaat het om een verwijzing naar de
kindertijd en het verleden, maar ook om de confrontatie met iets dat vreemd is
geworden. De eerste reeksen van de bundel blikken inderdaad terug met gedichten
over de overleden (schoon)ouders. De vader wordt verbeeld als een soort van
goddelijke figuur maar tegelijk is hij daardoor ondoorgrondelijk, tot op zijn
sterfbed toe. De moederfiguur geldt veel meer als een concurrente waartegenover
het lyrische ik haar eigen identiteit manifesteert. In beide gevallen is de
spanning tussen ik en de ander voelbaar, en ook het verleden laat steevast zijn
sporen na in het heden, tot in het lichaam van wie overblijft.
Diezelfde combinatie
van realistische details en symbolische vertekening komt ook in de overige
afdelingen van dit debuut opvallend aan bod. De dichteres houdt van
personificaties: ruimten en objecten gedragen zich als levende wezens, zijn
getuigen van de levens van mensen. Dat leven is getekend door herinneringen
maar ook door pijn, door de discrepantie tussen werkelijkheid en droom. Astrid
Dewancker weet dat besef tastbaar te maken in haar gedichten, die intimistisch
zijn maar door hun beeldspraak niet meteen transparant. Ook in de
liefdesgedichten is geen sprake van naïeve romantiek, maar van een wereldse
wijsheid. Het samenleven is een opgave maar net daardoor ook een uitdaging, net
omdat iedere ervaring met wat anders is ons ook weer terugwerpt op onszelf. De
leeftijd biedt daarbij slechts gedeeltelijk heil, want de toekomst is bij
uitstek voorlopig en hoogst breekbaar. Het gemis van een kind maakt dat besef
enkel intenser, zodat de tederheid steevast gepaard gaat met littekens. Tegelijk
is er toch de troost van het hier en nu. In die zin is het geen toeval dat de
mooi gecomponeerde bundel eindigt met een aantal gedichten over reizen en
varen, met de symbolische ondertoon van de tocht naar de onderwereld.
Wie omkijkt wordt
gezien is geen wereldschokkende bundel, maar het is wel een aanwinst voor
wie houdt van herkenbare maar ook weerbarstige poëzie. Oprecht en levensrijk,
maar ook krachtig in ritme, woordgebruik en beeldspraak.
Astrid Dewancker: Wie omkijkt wordt
gezien, P, Leuven 2020. ISBN 9789493138155
© 2023 | MappaLibri