Het gedicht is
eenzaam en onderweg
‘Lezen! Gewoon telkens opnieuw
lezen: het begrijpen komt vanzelf’. Dat was het antwoord van Paul Celan – een
notoir moeilijk dichter – als men hem verweet dat zijn werk hermetisch zou
zijn. Dat getuigt van een poëzieopvatting die inspanning verwacht van de lezer,
een echt engagement met het gedicht. Je mag het niet te snel opgeven, je moet
tijd en moeite willen besteden aan poëzie, ondanks het feit dat het gedicht
ingewikkeld is, iets waar Celan zich in zijn beroemde poëticale tekst ‘De
meridiaan’ wel van bewust was:
‘Zeker, aan het gedicht – het moderne gedicht – valt te
lezen, en dat heeft meen ik toch alleen indirect met de – niet te onderschatten
– moeilijkheden van woordkeus, het rasse verval van de syntaxis of het
scherpere oog voor de ellips te maken, – aan het gedicht valt ontegenzeggelijk
een sterke neiging tot verstommen af te lezen.’
Die weigering om doorzichtig te
zijn, is evenwel geen spel, maar de consequentie van Celans biografie en zijn
omgang met de taal die daarmee samenhangt. Hij, zoon van joodse ouders die
allebei omkwamen in de kampen, wil poëzie schrijven in het Duits, zijn
moedertaal maar ook de taal van de moordenaars van zijn moeder. Omdat dat
helemaal niet evident is, heeft hij zich tot doel gesteld om de taal te
zuiveren zodat ze weer voor de lyriek (in plaats van voor haat- en
oorlogsretoriek) bruikbaar wordt. Het gevolg daarvan is wel dat ze niet meer
‘mooi’ en niet meteen transparant is, maar volledig uitgepuurd wordt, waardoor
gedichten nooit op het eerste gezicht te begrijpen zijn. Niettemin, wie bereid
is om te lezen en te herlezen, kan via of in de tekst tot een diepe ontmoeting
komen, meent Celan:
‘Het gedicht is eenzaam. Het is
eenzaam en onderweg. Wie het schrijft blijft eraan meegegeven.
Maar staat het gedicht niet juist
daardoor, hier dus al, in het teken van de ontmoeting – in het geheim van de ontmoeting?’
Dat zegt hij in ‘De meridiaan’. Als
de lezer zich werkelijk met het gedicht bezighoudt, raakt hij in gesprek met
een mens, en dat is een zeer bijzondere, intieme ervaring. Elders, in een brief
aan Hans Benders, schrijft Celan: ‘Ik zie geen principieel verschil tussen
handdruk en gedicht.’ En verder: ‘Gedichten zijn ook geschenken – geschenken
aan wie er aandacht voor heeft. Geschenken die het noodlot met zich meevoeren.’
Het paradoxale van deze poëzie is dat ze, hoewel ze moeilijk communiceert,
steeds op zoek is naar dialoog. Die ontstaat niet meteen, daarvoor moet je dus
‘telkens opnieuw lezen’.
Precies lezen,
precies vertalen
Wie al meer dan veertig jaar telkens opnieuw
Celan leest, is vertaler Ton Naaijkens. In 2003 verschenen bij Meulenhoff in
zijn vertaling Celans Verzamelde
gedichten in het Nederlands. Dat boek was uniek, niet alleen omdat het
wereldwijd de enige integrale vertaling van dit belangrijke naoorlogse
poëtische oeuvre was, maar ook omwille van de bijzondere vormgeving (zwart op
snee, rode wikkel die iets kleiner was dan de kaft) waarvoor de uitgeverij in
de prijzen viel. Nu, zeventien jaar later, verschijnt in het Celan-jaar 2020
(de dichter werd honderd jaar geleden geboren en overleed vijftig jaar geleden)
een nieuwe editie. Bij een andere uitgever, onder een andere titel (Verzameld werk) en met een andere, maar
even opvallende vormgeving die speelt met zwart en wit, twee kleuren die voor alle
poëzie, maar voor die van Celan in het bijzonder van groot belang zijn (denk
aan het beruchte oxymoron ‘zwarte melk’, maar natuurlijk ook aan de sneeuw en
het ijs in zijn gedichten, aan de bladspiegel die overwegend wit vertoont, aan
de zwarte periode uit de geschiedenis die veel van zijn gedichten memoreren, of
aan de zwarte gedachten van de dichter die uiteindelijk tot zijn zelfmoord
leidden).
Het
boek is ten opzichte van de vorige uitgave uitgebreid – onder andere met de
geciteerde brief aan Benders – en de indeling, de vertalingen en het commentaar
zijn gebaseerd op de actuele stand van het onderzoek. In de afgelopen jaren
zijn immers heel wat briefwisselingen van de dichter gepubliceerd die nieuwe
inzichten hebben gebracht, zijn er tal van verhelderende studies verschenen en
in het Duits is er ook een nieuwe kritische editie waarin rekening gehouden
wordt met de recentste kennis over Celans leven en werk. Dat valt alleen al af
te leiden uit het lijstje van ‘gebruikte literatuur’ dat wordt afgedrukt: die
bibliografie is twee bladzijden langer dan zeventien jaar geleden. Maar het
wordt ook duidelijk uit de schikking van de gedichten, vooral dan bij de
postuum gepubliceerde bundel Hof van tijd,
waarin de volgorde van de gedichten gewijzigd is en die nu uiteenvalt in een
cyclus onder die naam, ‘De Ilana-cyclus’ en de ‘Nieuwe cyclus (na Ilana)’.
Precies lezen,
dat is dus wat Celan zijn lezers vraagt. Van alle poëzielezers – meestal sowieso
nauwgezet – zijn vertalers waarschijnlijk de meest nauwkeurige. Naaijkens heeft
zijn vertaling helemaal herzien volgens de nieuwste inzichten in de
Celan-studie en heeft een aantal ingrepen gedaan waardoor in het Nederlands nog
accurater weergegeven wordt wat er in het Duits staat. Ik wil daarvan een
aantal voorbeelden geven.
In ‘Nabijheid van de graven’, een vroeg, rijmend – zeldzaam
bij Celan – gedicht wordt het eindrijm nu volledig behouden. Waar de tweede
strofe uit de versie 2003 bijvoorbeeld luidde: ‘Weet nog het veld met de molens
in ’t midden / hoe zacht je hart en je engelen leden?’ wordt dat nu ‘Weet nog
het veld met de molens beneden / hoe stil je hart en je engelen leden.’ Of in
deze regel uit hetzelfde gedicht worden het stafrijm en de parallelle opbouw
van het vers gehandhaafd: ‘den Hügel hinan und den Hügel hinab’: ‘de heuvel
weer op en de heuvel weer af’, terwijl dat in de eerdere vertaling als volgt
klonk: ‘de heuvels op en de heuvels weer af’. Ook in de beroemde ‘Todesfuge’
heeft Naaijkens aanpassingen gedaan, met name in de cruciale rijmende regels
uit de voorlaatste strofe (het rijm onderstreept iconisch wat er gezegd wordt,
dat wil zeggen: de taal beeldt hier uit wat ze betekent). 2003: ‘de dood is een
meester uit Duitsland zijn ogen zijn blauw / hij raakt je met loodzware kogel
hij raakt je nu rauw’. Dat wordt in 2020: ‘de dood is een meester uit Duitsland
zijn oog is blauw / hij raakt je met hardloden kogel hij raakt je zo nauw’. Die
laatste vertaling sluit dichter aan bij het Duits, waar inderdaad sprake is van
slechts één oog, van een ‘bleierner Kugel’ (wat het materiaal ervan aangeeft)
en de keuze voor het rijmwoord ‘rauw’ was enigszins vreemd voor ‘genau’ (‘heel
precies’). Toch wel merkelijke winst, dus. Iets soortgelijks zien we in het
slotwoord van het laatste deel van het gedicht ‘Stemmen’: ‘will nicht /
vernarben’ (letterlijk: ‘wil geen litteken worden’) klonk in 2003 als volgt
‘wil geen / litteken nalaten’, waardoor het Nederlands een ambiguïteit kreeg
die er in het Duits niet is. Je kon dat namelijk interpreteren als ‘daarom
geneest het mooi’, terwijl het Duits het tegendeel uitdrukt. Dat is nu opgelost
door één woord te veranderen: ‘wil geen / stempel nalaten’. Of in
‘Todtnauberg’, het gedicht dat Celans bezoek aan Martin Heidegger memoreert.
Daarin wordt de ‘kubus-ster’ die de waterput siert nu de ‘geblokte ster’, wat
veel duidelijk weergeeft waarover het gaat (wie ooit een foto van Heidegger aan
zijn put zag, herkent het beeld van het blokje bovenaan waarin een ster
gesneden is). Dat zijn misschien allemaal vrij kleine ingrepen, die vaak niets
wezenlijks aan de betekenis wijzigen, maar die wel aantonen hoe doordracht
Celan schrijft, hoe nauw poëzie luistert en hoe bewust Naaijkens daarmee
omgaat.
Woorden voor het onzegbare
Voor
wie geen Duits leest, wordt Celans werk op die manier lees- en herleesbaar; voor
wie wel de originele verzen begrijpt, die ook zijn opgenomen, is de vertaling een
welgekomen lectuurhulp. Dit boek maakt het mogelijk om (al dan niet: opnieuw)
te ontdekken dat dit een van de belangrijkste naoorlogse West-Europese
poëtische oeuvres is. Celan is in de eerste plaats een dichter die op een volstrekt
unieke en radicale manier de taal behandelt. Getuige daarvan de vele
neologismen, het gebruik van jargon dat in de gedichten ondoorzichtig en
daardoor meerduidig wordt, de ingewikkelde zegging, de afbrekingen. Met behulp
van die technieken die hem in staat stellen om te spreken over datgene wat
eigenlijk onuitspreekbaar is, stelt hij ongemakkelijke onderwerpen aan de orde.
In eerste instantie natuurlijk de Holocaust, waarvan de ‘Fuga van de dood’ een
indrukwekkend voorbeeld is, maar ook andere thema’s als de moeizame omgang
tussen mensen (zoals in ‘Spreektralie’), de zoektocht – letterlijk en
figuurlijk – naar een nieuwe adem in Ademkeer,
of de worsteling met depressie in de late gedichten. Maar er zijn ook tal van
liefdesgedichten, een aspect van het dichterschap dat heel lang niet onderkend
werd. Dat komt omdat het hier niet gaat om romantisch-lyrische, maar om versleutelde
gedichten, waardoor je ze zelden meteen als liefdesgedicht herkent; vaak werden
ze pas dankzij de context van de begeleidende brieven als dusdanig geïdentificeerd.
Daarmee doet Celan wat alle grote dichters doen: hij vindt woorden voor het
onzegbare. En omdat dat niet eenvoudig is, zijn ook zijn gedichten beslist niet
makkelijk. Ten slotte zijn er ook nog de belangrijke prozateksten, zoals de
‘Toespraak in Bremen’, ‘De meridiaan’ of ‘Gesprek in de bergen’ waarin Celan
zijn poëzieopvattingen uiteenzet en waaruit blijkt hoe ernstig hij de poëzie
nam, hoezeer ze van levensbelang was voor hem.
In de ‘Toespraak in Bremen’
probeert Celan de situatie van het gedicht te verwoorden:
‘het gedicht kan flessenpost
zijn en aan de golven meegegeven, met de – beslist niet altijd hoopvolle –
overtuiging dat ze ooit aan land zal spoelen, aan hartland misschien.’
De dichter verstopt
zijn boodschap in een goed gesloten omhulsel en stuurt die zo de wereld in,
zonder de zekerheid dat ze gevonden wordt. Maar als iemand ze vindt, kunnen de
woorden echt raken. Dankzij de nieuwe, aangescherpte vertaling van zijn
gedichten, is daar nu opnieuw kans toe. Ze maakt Celans werk weer volop
toegankelijk voor Nederlandstalige lezers, in de beide betekenissen van het
woord. Het is opnieuw beschikbaar, en wel voor een zachte prijsje (terwijl het
boek uit 2003 al jaren enkel nog bij hoge uitzondering antiquarisch – en dan
heel duur! – op de kop te tikken viel). Maar ook figuurlijk, want dankzij
Naaijkens’ zorgvuldige vertaling, zijn heldere nawoord en de toelichtingen
waarin het werk biografisch gekaderd en inhoudelijk geduid wordt, is Celan
leesbaarder dan voorheen. Niets houdt lezers dus nog tegen om zijn gedichten te
lezen, altijd opnieuw te lezen en te laten aanspoelen, misschien wel ‘aan
hartland’.
Paul Celan, Ton Naaijkens (vert.): Verzameld werk, Athenaeum-Polak & Van
Gennep, Amsterdam 2020, 920 p. ISBN 9789025310813. Distributie L&M Books
© 2024 | MappaLibri