Na zijn journaal
voor het jaar 2017, gepubliceerd als Een iets beschuttere plek misschien, publiceert Cyrille Offermans nu, opnieuw
in de reeks Privé-domein van De Arbeiderspers, een journaal voor het jaar 2019.
De titel, Midden in het onbewoonbare, kan zonder veel moeite gelezen
worden als een plaatsbepaling binnen de hedendaagse culturele psychogeografie: in een in toenemende mate gepolariseerd ideologisch
universum zoekt Offermans het midden, niet vanuit een soort tamme ideologische
of intellectuele bedeesdheid, maar omdat dit midden de enige plaats is waar het
denken mogelijk is en de menselijkheid haar deel krijgt. Deze
plaatsbepaling laat zich ook uitlezen uit de essays en opstellen in het boek,
die vaak in meer of minder expliciete termen stelling nemen tegen zowel rechts-conservatieve
als zelfverklaard-linkse identiteitspolitieke tendensen.
Een vlammend opstel over Thierry
Baudet en de uitwassen van rechts in de Nederlandse politiek behoort bijvoorbeeld
tot de meest levendige bladzijden in dit boek. Omgekeerd is de stellingname
tegen de identiteitspolitiek van de gender- en ras-activisten niet minder
scherp, maar soms wel iets minder expliciet. Zo zijn er twee opeenvolgende
lange essays over de achttiende-eeuwse Duitse reiziger, polymaat en schrijver
Georg Forster en zijn iets jongere landgenoot Alexander von Humboldt, vader van
de ecologie en een van de meest onvolprezen wetenschappelijke genieën uit de
moderne westerse geschiedenis. In zijn beschrijving van Forsters aandacht voor
de diversiteit aan culturen die hij ontmoet op zijn reizen naar Antarctica en
Tahiti en diens opmerkingen over de vaak niet zeer positieve zegeningen van de
Europese infiltratie van die culturen, maakt Offermans duidelijk dat het vandaag
zo dominante discours, zowel in de media als in academische kringen, dat de
geschiedenis van Europa een aaneenschakeling zou zijn van louter botte
racistische en patriarchale ideologie, op onzin gebaseerd is. Het is gewoon
niet juist dat die geschiedenis een eenzijdig rampverhaal is van racisten en
seksisten en dat niemand kritiek had op of zich verzette tegen imperialistische
tendensen. Met name Alexander von Humboldt, een universele geest als er ooit
een geweest is, kan gelden als een embleem voor een andere en even krachtige
moderne Europese traditie.
Net zoals in het eerdere journaal zijn niet alle opstellen
even sterk. Soms is Offermans’ toon ietsje te didactisch (de leraar krijg je na
al die jaren niet meer uit de man), maar met even grote regelmaat schrijft hij
met vuur of gewoon als boeiende verteller, zoals onder meer in een lang opstel
over Géricaults schilderij van het vlot van de Medusa. Offermans trekt ook
terecht van leer tegen de algemene taalverloedering in het onderwijs, waar vaak
de leerkrachten zelf niet langer de elementairste taalregels meester zijn. Dit
leidt tot een schrijnende daling in het kwaliteitsniveau – iets wat Offermans
onder meer illustreert met een sneer naar de suggestie om masterstudenten niet
langer zo’n moeilijke en vervelende thesis te laten schrijven maar hen in
plaats daarvan te laten afstuderen op (houd u vast) een presentatie. Als docent
die er door studenten al meermaals verontwaardigd en spottend op is
aangesproken dat hij struikelt over een wildgroei aan dt-fouten in
schrijfopdrachten kan ik Offermans alleen maar bijtreden. Wij leven vandaag in
het universum van het genadezesje, waar zowel kennis als intellectuele
vaardigheden als onderdrukkende onzin worden weggezet – al wat telt is de
persoonlijke beleving, die steeds meer de ultieme toets wordt voor zowel
relevantie als wetenschappelijke correctheid. Alles wat buiten de eigen
comfortzone ligt mag de student onder geen beding worden opgedrongen, want dat
kan immers tot trauma of groot verdriet leiden, en dat wilt u niet op uw
geweten (of op uw C4).
Ook de meer persoonlijke essays zijn vaak treffend, waarbij
de observaties over het ouderlijk huis van Offermans’ echtgenote (aanleiding
tot een reeks jeugdherinneringen die op verfrissende en overtuigende wijze niet
in sepia zijn gedrenkt) beklijven. Offermans worstelt verder met het slechte
karakter van Elias Canetti, met de klimaatopwarming en de vluchtelingencrisis,
en schrijft uitgebreid over de intellectuele erfenis van Adorno – een
levenslange fascinatie voor Offermans, die aan het begin van zijn carrière al
over deze invloedrijke grondlegger van het postmoderne denken schreef. Op die
manier wandelt Offermans elegant door het jaar, laverend tussen de eilanden van
kunst, literatuur, wereldnieuws en alledaagsheid, om uiteindelijk aan te meren aan
de oevers van wat het coronajaar zou worden. Het valt nog af te wachten of er
nog een derde journaal komt, maar voorlopig blijft Offermans goed gezelschap
voor wie zo nu en dan eens graag in de buurt van gezond verstand vertoeft.
Cyrille
Offermans: Midden in het onbewoonbare, De Arbeiderspers, Amsterdam 2020, 622 p.
ISBN 9789029541596. Distributie L&M Books
© 2024 | MappaLibri