Ooit was er op de Nederlandse televisie een programma
waarin topadvocaten werden gevolgd. Een van hen kreeg op een bepaald moment de
vraag: ‘De waarheid of vrijspraak van cliënt?’, waarop die zonder verpinken
antwoordde: ‘Vrijspraak van cliënt’. Dat was het moment waarop ik besloot om
géén rechten te gaan studeren. De lectuur van Justitia van de Zwitserse auteur Friedrich Dürrenmatt deed mij daar
onverbiddelijk aan terugdenken.
In de twee eerste delen van die spannende roman is advocaat
Felix Spät aan het woord. Hij legt een dossier aan over een van de vreemdste
zaken in zijn carrière met als bedoeling ‘nog eens goed te kijken naar de
gebeurtenissen die geleid hebben tot vrijspraak van een moordenaar en tot de
dood van een onschuldige.’ Die zaak heeft hem namelijk geruïneerd, zowel op
menselijk vlak – hij heeft een drankprobleem, duidelijk het gevolg van wroeging
– als op professioneel gebied – hij is er zijn goede naam door verloren, kreeg
geen cliënten meer en eindigt in een onooglijk dorpje.
En dat terwijl het een opportuniteit was om geld en aanzien
mee te verwerven. Hij wordt namelijk geëngageerd door provincieraadslid Kohler
die op klaarlichte dag onder het oog van andere gasten in een restaurant een
professor heeft neergeschoten. Kohler roept na zijn veroordeling Spät bij zich
om de zaak opnieuw te onderzoeken vanuit de hypothese dat hij de moordenaar
niet is. Dat lijkt Spät onzinnig, want het kan maar zo helder zijn: Kohler
heeft het schot gelost en daar waren best veel mensen bij die dat kunnen
bevestigen. Na enige twijfel laat hij zich toch overhalen, vooral voor het geld
en omdat hij denkt dat het louter een filosofische exercitie wordt die onmogelijk
tot een herziening van het proces kan leiden.
In het tweede deel blijkt echter dat er weinig juridische
grond is voor Kohlers veroordeling: er werd nooit een moordwapen gevonden, de
verdachte bekende nooit en hij schijnt geen motief te hebben. Maar Spät is er
gerust op – voldoende mensen waren getuige van de moord. Wanneer die elkaar
beginnen tegen te spreken, en er bovendien een oud kampioen pistoolschieten die
mogelijk wel een beweegreden voor de moord had de hand aan zichzelf slaat, komt
er een nieuwe rechtszaak. Spät is ontzet en past daarvoor, maar Kohler wordt vrijgesproken,
dankzij Späts onderzoek. Waarheidsvinding heeft in dit geval duidelijk niet
geleid tot waarheid en omdat dit totaal tegen het rechtvaardigheidsgevoel van
Spät ingaat, tracht hij het recht in eigen handen te nemen. Hij plant een
aanslag op Kohler, die schielijk mislukt.
Het derde deel van de roman is
van de hand van de schrijver, die dertig jaar later de notities van Spät wil
uitgeven als boek. Hij zoekt een aantal van de hoofdrolspelers uit deze maffe
geschiedenis op en komt achter de ware toedacht. De moord blijkt het sluitstuk
van sluimerende conflicten waarin politieke en economische belangen, en allerlei
liefdesaffaires met elkaar verweven zijn. Door manipulatie heeft Kohler het zo
weten te ensceneren dat hij, hoewel hij heel duidelijk de trekker overhaalde,
vrijuit is kunnen gaan. Als diens dochter jaren nadien de ware toedracht
opbiecht aan de politiecommissaris, had die alleen ‘En? gevraagd. Toen had hij
een sigaar opgestoken en gezegd, oude koeien […]. Ze moest maar weer weggaan,
had hij gezegd, hij zou vergeten wat ze hem had verteld.’
Vrouwe Justitia wordt afgebeeld
met een blinddoek en een weegschaal, die de onpartijdige afweging van de
argumenten à charge en à decharge symboliseren. Op de cover van Justitia staat evenwel niet zij, maar
een biljarter – biljart is Kohlers favoriete spel – die net een stoot gaat
uitvoeren. Iemand van wie de arm lang genoeg is (de keu) kan bepalen hoe de
balletjes rollen en of ze al dan niet met elkaar in aanraking komen, is de
suggestie. Justitia is in de vorm van
een spannende en vaak grappige thriller een parabel met kafkaëske trekken die gaat
over de vraag of rechtspraak leidt tot waarheid; of recht en gerechtigheid
hetzelfde zijn. Dat is natuurlijk niet het geval, wat een haast eindeloze reeks
ethische kwesties oproept. Op de laatste bladzijde van het boek noemt de
schrijver er een, waarvan de bijtendste luidt: ‘Wie is de schuldige? […]
Diegene die de vrijheid toelaat of diegene die de vrijheid gebruikt?’ Met als
conclusie: ‘Wij gaan te gronde aan de vrijheid die we toestaan en die we
onszelf toestaan.’
Friedrich Dürrenmatt: Justitia,
Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam 2021, 200 p. ISBN 9789025310912. Vertaling
van Justiz door Ria van Hengel. Distributie L&M Books
© 2024 | MappaLibri