Voor haar
roman Mijn leven als mens bedacht Joke van Leeuwen een originele
invalshoek: Dinka, de vertellende ik, is na een ongelukkige val (‘gisteren ben
ik doodgegaan, onverwacht en banaal, met mijn hoofd op een harde tegelvloer’)
in de hemel terechtgekomen, waar ze haar Siamese tweelingzusje Dinska, die na
de geboorte van haar werd weggesneden, weer ontmoet. Al van bij de aanvang
wijst Dinka erop hoe bepalend Dinska is geweest in haar leven:
‘Nu was je er door er niet te zijn’
of nog:
‘Intussen blijf jij de afwezige
die in je afwezigheid aanwezig bent, en we hebben als ik jarig ben nog altijd
een extra gebakje op tafel staan om je te herdenken in chocola en slagroom.’
Hoe het er in
de hemel aan toegaat wordt door Van Leeuwen in veeleer aan het cliché rakende
beschrijvingen opgeroepen: ‘Het doorschijnende pad is veranderd in een galerij
met zuilen die zo hoog zijn dat ik geen dak kan zien. Ze lijken van glas en
zijn bekleed met fonkelende klimopranken. Gewichtloos flaneren wij zielen in
deze schittering, we beseffen dat niets meer hoeft.’
Wat belangrijker is – en daar
was het Van Leeuwen duidelijk om te doen – is het relaas van Dinka over haar
(korte) leven op aarde aan het einde van het vorige millennium. Dinka groeit op
in een gezin waar tegengestelde krachten aan het werk zijn: haar vader heeft
het ver geschopt in de financiële wereld, meer bepaald in de bank- en
verzekeringssector. Ten bewijze hiervan: zijn bureau op de hoogste verdieping
van het torengebouw, waar hij zich ver verheven voelt boven het gewriemel van
de bedienden. Dinka’s moeder werkt aanvankelijk deeltijds in een museum voor
moderne kunst. Uit onvrede met jaar job stort ze zich vol overtuiging in
heilbrengende bewegingen, eerst als ademconsulente (een van haar cliënten weet
ze te bevrijden van zijn fobie voor aardappelen, ‘je hebt je bevrijd van je
innerlijke aardappel’), later als tenenlezer en promotor van het intuïtief
schilderen…
Overtuigend weet Joke van Leeuwen de sfeer op te roepen die maakt dat Dinka
zelf het spoor kwijt dreigt te raken. In de persoon van Mier (‘Mieranda’) vindt
ze een compagnon de route, meer nog: Mier wordt een surrogaat voor het
overleden zusje Dinska. Dat verklaart in hoge mate waarom Dinska zich echt op
sleeptouw laat nemen en pas laat gaat inzien dat het levenspad dat Mier
bewandelt, niet echt voorbeeldig is. Mier is weggelopen uit het tehuis waar ze
was geplaatst, wist aan de kost te komen door haar lichaam te verkopen en
blijkt zelf haar vrienden te vinden in extreemrechtse kringen. Dat Dinka hier
misschien grenzeloos naïef overkomt, kan
– zo laat Van Leeuwen het alleszins blijken – toegeschreven worden aan
de liefde die ze voelt voor Mier. Het verloop van het hele verhaal linkt dan
verder heel wat zaken aan elkaar: Dinka’s vader betoont meer dan gewone
interesse voor Mier, zijn tussenkomst om haar aan werk te helpen lijkt niet
belangeloos. Pas naar het slot van de roman worden ook de omstandigheden van de
fatale val van Dinka duidelijk gemaakt.
Heen en weer flitsend in de tijd
brengt Joke van Leeuwen in Mijn leven als mens een uitsnede van de
maatschappij in beeld, een terugblik op de jaren rond de eeuwwisseling, met het
neoliberale denken en, vanuit het tegenperspectief dan, de zweverige new
age-rage. En daarin: de manier waarop opgroeiende kinderen en tieners houvast
moesten zien te vinden. Heel treffend eindigt de roman met de nieuwe eeuw die
zich aandient: ‘Nog even staar ik over de rand naar de nieuwe eeuw. Er vliegt
iets aan. Uit de diepten wordt geroepen.’
Mijn leven als mens heeft
niet de pretentie een diepgravend filosofisch boek over de menselijke
existentie te zijn. Als momentopname van en over een voorbije tijdsperiode kan
het geheel wel tellen.
Joke van Leeuwen: Mijn leven als mens, Querido, Amsterdam
2021, 194 p. ISBN 9789021426433. Distributie L&M Books
© 2024 | MappaLibri