Wie zich terdege wil informeren over de stand van zaken in de
huidige poëzie, of wie gewoon zin heeft om steengoede eigentijdse verzen te
lezen, weet alweer wat te doen. De nieuwe aflevering van het halfjaarlijkse
poëzietijdschrift in boekvorm Het liegend konijn is immers verschenen.
Samensteller Jozef Deleu slaagt er telkens weer om zijn lezers te boeien met
erg verscheiden maar onveranderlijk kwalitatief hoogstaande gedichten. Dat
houdt de eenmansredacteur al negentien jaar vol, en men kan enkel hopen dat er
nog vele afleveringen zullen volgen.
In zijn inleiding bepleit Deleu
ditmaal het recht om te dromen, en hij wijst er fijntjes op dat dichters door
hun meesterschap in de taal in feite minder kwetsbaar zijn voor wat ons vandaag
overkomt dan vele andere mensen. Die uitbundige productie valt inderdaad af te
lezen in dit stevige boek van 300 bladzijden. Niet minder dan 40 dichters maken
daarbij hun opwachting. Uit die overvloed haal ik slechts een paar markante
namen naar voren.
Debutante Evi Aarens opent met een verhalend gedicht over een ochtendwandeling
aan zee: het is tegelijk een intieme ontmoeting met de ruimte en de
confrontatie met een onmenselijk natuurelement dat zich niet laat bemeesteren,
zelfs niet door de taal van de dichter. Die unheimliche confrontatie met een
wereld die verschijnt als de ultieme Ander kan in de huidige context van
pandemie nauwelijks verbazen. Heel wat van de hier opgenomen dichters
verwijzen, expliciet of impliciet, naar de ingrijpende maatregelen en de manier
waarop covid ons heeft doen nadenken over een ‘normaal’ bestaan. Onder meer
Hagar Peeters en Geert Buelens vinden het belangrijk gedichten te schrijven die
op die concrete werkelijkheid geënt zijn, en de reeks ‘Quarantaine’ van Hanneke
Van Eijken is al even herkenbaar.
Ook andere dichters
houden zich intens bezig met het eigentijdse van onze levensstijl. Bert van
Raemdonck neemt een aantal lemma’s uit Wikipedia over soorten vlees over en
presenteert die als poëtische encyclopedie door enkel minieme wijzigingen aan
te brengen. Maarten van der Graaff blikt terug op het jaar 2007, Lies van Gasse
verbindt de millenniumbug met de beestjes van vandaag, Paul Demets richt zich
tegen het totalitaire identitaire spreken, en Jens Meijen neemt uiteenlopende
kwesties onder de loep: emissie, mode en uitbuiting, spam-mails, het
kapitalisme en de milieuproblematiek. Jan Baeke kiest voor een wat algemener
perspectief, maar ook bij hem is de kritische kijk niet ver weg. In al die
gevallen (en er staan nog voorbeelden in dit boek) gaat het niet alleen om een
politiek en maatschappelijk engagement maar bovenal om krachtige poëzie die ons
bestaan indringend dissecteert.
Omgekeerd heeft corona ook tot gevolg dat de intimiteit en
de kleine dromen geliefkoosde thema’s blijven, zeker in een poëtische context.
Veel van de hier opgenomen gedichten zijn romantisch van toon, al is die
romantiek erg kwetsbaar en ligt de melancholie nooit veraf. Dat geldt
bijvoorbeeld voor de intense vadergedichten van Jacobus Bos en van Jan Geerts,
maar ook voor de wijze waarop debutante Mandy Mariska Eggerding haar eigen
identiteit behoedzaam aftast. Sylvie Marie en Thomas Möhlmann presenteren dan
weer broze liefdesgedichten.
Nieuw jong talent ontbreekt
in deze aflevering uiteraard niet. De verzen van Johan Marc Baeten gaan nog
diverse kanten op, maar zijn argwanende houding tegenover de wereld en de mens
maakt alleszins indruk. Het meest apart is echter het bladzijdenlange gedicht
van Daniël Bras, waarin hij uiteenlopende identiteiten (ook in de geschiedenis)
met elkaar laat versmelten. Het mag duidelijk zijn, vandaag is Het liegend
konijn nog onmisbaarder dan voorheen. Zoveel prachtige poëzie voor een
habbekrats geld.
Jozef Deleu, Jozef (red.): Het
liegend konijn, Pelckmans, Kalmthout 2021, Jrg. 19, nr. 1, 292 p. ISBN 9789463832991. Distributie Pelckmans
Uitgevers
© 2024 | MappaLibri