Het verhaal van De
kou sluit meteen aan op het relaas in De
adem. Aan het einde van die
kleine roman is het verdict dat de ik-figuur naar het sanatorium moet, in De kou komt hij daar aan voor een
verblijf dat uiteindelijk verschillende maanden zal duren. Hoewel hij eerst
niet tuberculeus is – alle tests wijzen erop dat hij de ziekte niét heeft – en
de instelling redelijk snel genezen mag verlaten, zal hij niet veel later alsnog
open tbc ontwikkelen. Na een nieuw ziekenhuisverblijf en een medische fout van
de behandelende arts zal hij moeten terugkeren.
Het leven bestaat uit niet veel
meer dan liggen, rusten en onderzoeken ondergaan, en eigenlijk verslechtert
zijn toestand alleen maar, niet het minst door de deprimerende omstandigheden
(het verplegend personeel is er koel en kil, de patiënten worden er wegens een
gebrek aan middelen niet echt goed verzorgd). Hij kan zich gelukkig optrekken
aan de literatuur die hij leest en de muziek die hij maakt (elke zondag zingt
men er dezelfde mis van Schubert in de kapel) en in de medepatiënt die als
organist optreedt, vindt hij een zielsgenoot.
Behalve door de lichamelijke
klachten wordt hij echter ook gekweld door vragen over zijn afkomst: hoe
bepalend is zijn vader voor zijn leven, de vader die hij nooit gekend heeft
omdat die zijn moeder in de steek liet nog voor zijn geboorte? Waar liggen zijn
roots? Van wie heeft hij de talenten en karaktertrekken die hij bezit? Het zijn
vragen die hij zich voor het eerst stelt (en die in het laatste deel van de
autobiografische cyclus, Een kind (De
Arbeiderspers 1984), verder zullen worden onderzocht) en waar hij duidelijk mee
worstelt. Het motto van Novalis bij deze roman luidt niet voor niets: ‘Elke
ziekte kun je een ziekte van de ziel noemen’.
Een voor een ziet hij de
medebewoners rond zich wegvallen en wanneer ook zijn moeder sterft aan kanker
voelt hij zich moederziel alleen, maar hij beslist om zich niet te laten gaan
en zelf voor het leven te kiezen: ‘Opeens wilde ik niet slechts mijn toestand
verbeteren, ik stelde de hoogste eis: ik wilde genezen.’ Tegen de regels van
het huis in maakt hij uitstapjes in de stad en gaat hij muziek maken in de
plaatselijke kerk, en wanneer hij op straffe van ontslagen te worden daarmee toch
doorgaat, neemt hij zelf de beslissing om de instelling te verlaten en naar
huis terug te keren.
Daarmee toont het hoofdpersonage ook in dit deel van deze romancyclus
zijn levensdrift, zijn eigenzinnigheid en zijn drang naar autonomie. Van zijn
positie als einzelgänger die hem isoleert van de anderen en van de wereld maakt
hij zijn kracht. Het cynisme waarmee hij de toestanden in het sanatorium
bekijkt en beschrijft zorgt voor de noodzakelijke kritische distantie die hij
als levensreddend zal ervaren. Want door zich te distantiëren van de andere
patiënten kan hij afstand houden van de apathie en lethargie die hun leven
beheerst: ‘Mijn wil tot leven was groter dan mijn bereidheid om te sterven, dus
hoorde ik niet bij hen.’ Net zoals De
adem schetst De kou een beeld van
iemand die te midden van dood en eenzaamheid volop kiest voor het leven.
Met de vertaling van De kou is nu de hele cyclus van kleine
romans waarin Thomas Bernhard zijn kinder- en jeugdjaren beschrijft beschikbaar
in het Nederlands (al is Een kind
heel moeilijk te vinden). En dankzij het werk van Ria van Hengel, die de
voorbije jaren ook andere novelles en verhalen vertaalde (zoals Wandeling, Ja, en De dagschotelaars), en de uitgave
van de twee grote romans Houthakken en De onderspitdelver (IJzer 2021) is nu bijna het hele oeuvre van
Bernhard vertaald. Niettemin zijn er nog een aantal boeken die voor het
Nederlandstalige publiek te ontdekken blijven. Ik denk aan Watten, Beton en
Bernhards laatste, keiharde roman Auslöschung.
Hopelijk pakken de vertalers ook die handschoen op!
Thomas Bernhard: De kou. Een isolatie, Vleugels,
Bleiswijk 2021, 96 p. ISBN 9789493186385. Vertaling van Die Kälte door Ria van
Hengel
© 2024 | MappaLibri