De toverlantaarn van Suzanne Voets is een merkwaardig boek, dat blijk geeft van
bijzondere schrijfkwaliteiten en van een gedegen literair-historische kennis,
zoals je dat tegenwoordig nog zelden ziet. Het is een verhalenbundel in
navolging van de Camera Obscura van Hildebrand. Dat blijkt uit de
gekozen onderwerpen, de waarnemingen, de verteller, maar vooral ook uit de
schrijfstijl. Die heeft aan de ene kant iets archaïsch, bijvoorbeeld door het
gebruik van woorden als ‘gij’, ‘weder’ en ‘gaarne’, maar aan de andere kant ook
heel toegankelijk is voor de lezer van nu. De stijl doet daardoor duidelijk
denken aan Nicolaas Beets, maar wel in een moderne variant ervan. Lange zinnen
worden hierbij overigens niet geschuwd. Als voorbeeld geef ik de beschrijving
van de komst van het najaar uit het verhaal ‘Herfstsymfonie’:
‘Wanneer men uit fietsen gaat,
en er tussen wiel en weg onvoorspelbare hobbels of knisperingen op de op
velerlei verschillende wijzen geplaveide straten te beluisteren zijn; geluiden
afkomstig van het verpletten van zekere rafelige geruite eikeldoppen,
taai-broze boomtakken, beukennoten en in het uiterste geval stekelige dan wel
ontstekelde kastanje; wanneer men de hond uitlaat en zonder veel moeite te
hoeven verrichten, een allervrolijkst en levendigst gooi-haal-brengspel in kan
zetten, daar de takken voor het grijpen liggen; wanneer gij het noodzakelijk
acht in de vooravond een of meerdere kaarsen aan te steken, zelfs als gij geen
romanticus zijt, door het schemeruur dat zich verraderlijk vroeg inzet; wanneer
een kind met het eerste gele beukenblad thuiskomt – welnu, dan weet men, het
najaar dreigt eraan te komen; of sterker – ’t is er al.’
De verteller neemt ons zo mee
langs verschillende onderwerpen, zoals de moestuin, de sportschool, het hotel
of een verhuizing. De verhalen zijn herkenbaar voor iedereen die wel eens
groente of fruit geteeld heeft, de sportschool heeft bezocht, in een hotel is
geweest of verhuisd is. De verteller staat lang stil bij details en bijzondere
waarnemingen, zoals de verschillende groenten die je kan telen in de moestuin,
maar de verhalen zijn meer dan losse waarnemingen.
Er is plaats voor humor, zoals
de kussenconstructie die de verteller noodgedwongen bouwt in het raam van haar
hotelkamer omdat de gordijnen net niet sluiten, en de verteller maakt ruimte
voor verhalenbundels binnen het boek over één familie. Waar we bij Beets de
familie Stastok hebben, maken we bij Voets kennis met familie Harbrinck. De
verteller is een nicht van meneer en mevrouw Harbrinck en kan daardoor als een relatieve
buitenstaander over de kerstviering bij de familie vertellen. Dat gaat van een
beschrijving van de zeer uitgebreide kerstversiering, tot het liefdesleven van
neef Jonas. Oog voor gedetailleerde waarnemingen dus, maar ook voor de medemens.
Juist die combinatie maakt het boek erg interessant.
De verhalen lijken zich soms af
te spelen in het verleden, bijvoorbeeld als er licht gemaakt wordt met een
lantaarn, maar aan de andere kant ook in het heden, bijvoorbeeld als er auto
gereden wordt. Het is een bewuste keuze van Voets om de vertellingen te laten
zweven tussen de tijden in. Ze verwoordt dat zelf als volgt:
‘De ene keer wordt hij [=de
lezer] teruggevoerd naar het schilderachtige Nederland van toen, waarbij er zo
nu en dan een knipoog naar het heden bestaat; een andere maal vormt een
hedendaags fenomeen het uitgangspunt, zonder dat de negentiende-eeuwse sferen
daarbij uit het oog verloren worden. […] De verweving van verleden en heden zal
zo nu en dan voor een zekere bevreemding zorgen, maar daarmee ook juist aan het
denken zetten.’
Deze samensmelting hangt ook samen met de keuze voor de titel. Een
toverlantaarn weerspiegelt niet de werkelijkheid zoals een camera obscura dat
doet, maar projecteert juist beelden op de werkelijkheid, zoals ook een
diaprojector dat doet. Daarmee creëert de toverlantaarn een eigen wereld en in
de opvolging van de plaatjes een eigen verhaal, zoals ook Suzanne Voets dat
doet.
In de
verhalen uit De toverlantaarn is overigens weer genoeg te ontdekken van
en over andere schrijvers. Onder andere Vondel en Drs. P komen voorbij en ook
Beets zelfs wordt geciteerd. De citaten dragen veelal bij aan de
negentiende-eeuwse sfeer, maar laten ook zien hoe de schrijfster zich in deze en
andere periodes heeft verdiept én tonen haar liefde voor de letterkunde.
Al
met al is De toverlantaarn een magisch boek dat je meevoert naar een
wereld waarin heden en verleden in elkaar overstromen, waarin het dagelijks
leven schilderachtig en gedetailleerd wordt beschreven en waarin de literaire
stijl weer iets is dat aandacht verdient. Uiteraard is dit boek een
eerbetoon aan Nicolaas Beets en diens Camera Obscura, maar het is ook
een kunstwerk op zich.
Suzanne Voets, Jan Cleijne: De toverlantaarn. Geïnspireerd
door de Camera Obscura, De Arbeiderspers, Amsterdam 2021, 263 p. ISBN
9789029543804. Distributie LM Books
© 2024 | MappaLibri