Tintelvlinders en pantoffelhelden

6+ - Als ik aan kinderen vraag wat er speciaal is aan gedichten, wat ze anders maakt dan verhalen, dan antwoorden de meeste: ‘gedichten rijmen’. Maar er zijn toch ook altijd enkele kinderen die opmerken: ‘gedichten gaan over gevoelens’. Natuurlijk komen ook in verhalen gevoelens aan bod, maar gedichten verwoorden die op een speciale, compacte en intense manier, waarvan kinderen al snel ervaren dat die bijzonder is. Dat dat ook voor jonge kinderen kan, bewijst de verzamelbundel Tintelvlinders en pantoffelhelden.  

Uitgeverij Querido vroeg vier individuele auteurs en twee auteurskoppels om nieuwe gedichten te schrijven voor jonge kinderen (van 4 tot 8 jaar) over gevoelens. Hans en Monique Hagen, Joke van Leeuwen, Erik van Os en Elle van Lieshout en Bette Westera zijn gevestigde waarden binnen de kinderpoëzie. Simon van der Geest brak door met Dissus, een originele variatie op de Odyssee in poëtisch proza en publiceerde eerder al gedichten in verzamelbundels, maar nog geen eigen dichtbundel. Pim Lammers debuteert hier als kinderdichter, hij publiceerde wel al een prentenboek en boekjes voor beginnende lezers.
 
Het meeste aandacht krijgen de vier basisgevoelens blij, bang, boos en verdrietig zijn. Maar er staan ook gedichten in de bundel over jaloezie, verlegenheid of heimwee. Dat het boek bedoeld is voor jonge kinderen, blijkt uit de manier waarop de gevoelens benaderd worden, maar ook uit de verwoording en de illustraties.
 
Herkenbaarheid typeert de inhoud van de gedichten. Neem ‘Doosje’ van Bette Westera, waarin de ik op straat een ‘doosje boos’ vond vol woeste woorden en grimmige gedachten, ‘Die lagen in dat doosje / op een boze bui te wachten.’ De ik plaatst het op de vensterbank, ‘Daar wacht het tot ik boos word, / want dan ga ik het gebruiken. // Je mag er niet in kijken, / maar je mag er wel aan ruiken.’ De benadering van boosheid als iets concreets dat je in een doosje kunt stoppen en de ‘vertrouwelijke’ slotregels maken dat kinderen dit versje zo kunnen ‘uitpakken’.
 
In ‘Ben je boos’ sluit Joke van Leeuwen aan bij een bekend bakerrijm: ‘Ben je boos? Pluk een roos.’ Op de voor haar zo typische manier ontregelt ze meteen die gedachte: ‘Nee nee, laat die roos maar staan / want daar zitten stekels aan.’ Kort en krachtig is ‘Stop’ van Hans & Monique Hagen, met een verrassende maar o zo herkenbare slotregel: ‘als je nou / nog één keer / boos wordt / eet ik / mijn bord / helemaal / niet meer op’. Heel herkenbaar zijn ook de twee gedichten van Bette Westera en Simon van der Geest over de spannende verwachting de nacht voor je verjaardag. Van der Geest is voor mij trouwens dé ontdekking van deze bundel. In ‘Bijna’ wordt het gevoel bijna tastbaar in de functionele herhalingen, de klanken en de neologismen:
 
‘Zonnestralen kietelen  
maar ik hou mijn ogen dicht
 
ik hoor gerommel op de gang  
ik weet, ik weet:  
straks speciaal voor mij een lied  
straks komen de cadeaus, de taart  
maar nu nog niet  
ik kruip onder mijn giecheldekens  
tintelvlinders overal  
even gluren…  
 
dit doe ik het allerliefst:  
liggen in een bed vol bijna  
 
het mag nog uren duren’
 
Ook de andere gedichten van Van der Geest zijn verrassend, origineel en trefzeker. ‘Ik wil niet’ verwoordt hij als een klankrijke dialoog tussen vader en zoon, ‘Schild’ blijft bij door het voor jonge kinderen sprekende beeld, de krachtige neologismen en het verrassende dubbelrijm op het eind. Hopelijk volgt er van hem snel een eigen bundel.
 
Wat de poëtische verwoording betreft, valt in de eerste plaats de speelse taal op. Kampioen van het klankspel is Joke van Leeuwen met regels als ‘ik heb / muhmuhmama / ze guhguhgezien / de duhduhduhdraken’ (‘Draken’) of ‘ikke snikke snif snif snikke / ikke snikkesnufferdriet’, waarin klanken herkenbaar gevoelens vertolken. Ook andere dichters spelen met klanken. Hans en Monique Hagen werken met bestaande klankwoorden: ‘kierewiet’ en ‘sikkepit’. Elle van Lieshout en Erik van Os gaan nog een stap verder en verzinnen neologismen met klankrijke woorden. In ‘Hieper’ gaan de knieën ‘hupsakeeën’ en ‘jodelahietieën’ en voelt de ik zich ‘knaldeknetterblij’.
 
De meeste dichters kiezen voor rijm en een vrij strak metrum. Hier valt het meesterschap van Bette Westera op. Lees maar hoe sterk ze in enkele regels een gevoel kan omarmen: ‘Hij slaat zonder praten zijn arm om me heen. / Dan zijn we verdrietig, maar niet meer alleen.’ (‘Huilen’). Eenzelfde metrum zorgt voor een geruststellend gevoel in ‘Pantoffelheld’, waarin ze aan het titelwoord een verrassend nieuwe betekenis geeft: ‘Ik durf best de donkere gang op te gaan, / maar alleen met mijn leeuwenpantoffeltjes aan.’
 
Beeldspraak is voor jonge kinderen geen evidentie, ze ontwikkelen nog volop hun vermogen om figuurlijke taal te begrijpen. Origineel is de aanpak van Elle van Lieshout en Erik van Os in ‘Boze popcorn’. In een vuurwerk van klanken beschrijven ze hoe de ruziënde popcorn in de pan ‘pief-paf-poef-ontploft!!!’ Voor jonge kinderen is het normaal dat dingen leven en voelen. Aan de dichters biedt dit kinderlijke animisme de kans om een beeld voor ingehouden woede uit te werken. Wat de poëtische vorm betreft, kan debutant Pim Lammers nog groeien. Zijn teksten vertrekken wel van een verrassende kijk op de dingen, maar de verwoording leunt nog te sterk tegen proza aan: ze zijn te vertellend of te beschrijvend, bevatten nodeloos veel woorden en soms een te voorspelbaar slot.
 
De bundel is vormgegeven als een prentenboek, wat – zeker gezien de doelgroep - een goede keuze is. Elk gedicht krijgt een dubbele pagina, waardoor er veel ruimte is voor de prenten, met afwisselend het gedicht in of naast een illustratie. Sanne te Loo kiest voor dieren in plaats van mensenkinderen, wat meer kansen biedt om gevoelens expressief te verbeelden, zonder onrealistisch of geforceerd over te komen. Hoe dat werkt, is meteen duidelijk op de illustratie bij het eerste gedicht ‘Draken’. Een kleine hond praat vol animo tegen een oudere, vriendelijk luisterende hond, die tegelijk bloemen plukt. Een geruststellende activiteit met al die knipsels van drakenschimmen op de achtergrond. En wat een gelukzalig gevoel roept de prent op bij ‘Bijna’, met een kleine poes in een cirkel van ballonnen, kroontjes, taarten, pakjes en vlinders, de ogen dicht, een glimlach op de mond, wachtend op het verjaardagsfeest, onder ‘giecheldekens’  
 
Tintelvlinders en pantoffelhelden is een sterke poëziebundel die jonge kinderen kan laten voelen hoe vlinders tintelen en hoe je een echte held op pantoffels kan zijn.
 
Simon Van der Geest, Hans & Monique Hagen e.a., Sanne te Loo: Tintelvlinders en pantoffelhelden, Querido, Amsterdam 2021, 52 p. : ill. ISBN 9789045126418. Distributie L&M Books

© 2024 | MappaLibri