Zo wonen we

6+ - De ‘we’ in Zo wonen we dat zijn mensen en dieren. Niet de hond of de poes die je in huis hebt, maar de fuut, de tuinslak, de schietmot, de dwergmuis of de prieelvogel. ‘De wonderbaarlijke huizen van mensen en dieren’ is de ondertitel van dit informatieve boek, want ook al zie je op het eerste gezicht misschien geen gelijkenissen tussen de bouwsels van de bosmier en de menselijke woonfaciliteiten, ze vertonen opmerkelijke gelijkenissen.  

Neem nu de fuut, die bouwt een drijvend nest van rietstengels. Zo’n nest blijft niet altijd netjes aan de kant liggen, maar drijft soms af. De Uros, een Peruviaans volk, moesten lang geleden regelmatig op de vlucht voor hun vijanden. Dus bouwden ze hun woonst op eilanden van rietstengels en voeren het Titicacameer op. Ze doen dat nog altijd, niet omdat ze moeten vluchten, maar als attractie voor de toeristen. Bijeneters maken hun nesten in steile oevers, de ene naast de andere, net zoals mensen vroeger in grotten woonden, soms hoog boven de begane grond. Dat was lang geleden, maar nog steeds doen mensen dat, niet meer uit noodzaak, maar uit vrije wil. Niet kwaad, menen architecten en ecologen: ‘een grot neemt geen grond in en verbruikt weinig energie.’
 
Zo maken de Tsjechische auteurs de vergelijking tussen vijftien woonplaatsen van mens en dier. Een enkele keer begrijp je het meteen, de vergelijking tussen een huisjesslak en mensen met een camper ligt voor de hand, maar doorgaans zijn de overeenkomsten bepaald verrassend te noemen. Zo blijken bosmieren aan stedenbouw te doen en steekt de prieelvogel bijzonder veel werk in de afwerking van zijn huis en legt hij er ook een tuin rond aan. Hij moet wel om de aandacht van vrouwtjes te trekken, want zelf stelt hij uiterlijk niet veel voor. Zijn huis is als een kasteel, mooi versierd in een fraaie omgeving en van alle comfort voorzien. Kastelen zijn nu vaak musea geworden, schrijft Jiří Dvořák, maar er zijn ook mensen die in een kasteel wonen om te laten zien hoe rijk ze zijn. ‘Maar ook zij hebben het niet makkelijk’, besluit hij met een knipoog, net zoals de onaanzienlijke prieelvogel.
 
Jiří Dvořák kennen we al van het prentenboek Zo slapen dieren. Hij schrijft prettig lezende teksten met pit en soms een grappige pointe die ook aan het denken zet. De illustraties, uitsluitend in rood en groen, zijn van Daniela Olejnikova. Bij het boek zitten twee gekleurde folies, eentje in rood (in de vorm van een eikenblad), eentje in groen (een onregelmatige veelhoek). De bedoeling is dat je ze over de illustraties legt. Onder de groene folie zie je alleen de menselijke bouwsels (die in rood getekend zijn), bij de rode die van de dieren (in groen), maar het is verrassend welke beelden de folies soms naar boven halen. Als je de beelden zonder de folies bekijkt, springen de rode illustraties het sterkst in het oog, vanwege de prominentere kleur. De groene, natuurlijke bouwsels, blijven meer op de achtergrond. Zo is het ook in de realiteit natuurlijk, de voetafdruk van mens op de natuur is onmiskenbaar groot.  
 
Zo wonen we is een knap informatief boek, dat een aantal intrigerende wetenswaardigheden biedt, maar ook veel meer doet dan dat. Het nodigt de lezers uit in het verhaal te stappen, laat hen in tekst en prenten meedenken, ook over zaken die het loutere wonen overstijgen.
 
Jiří Dvořák, Daniela Olejnikova: Zo wonen we, Boycott, Amsterdam 2021, 32 p. : ill. ISBN 9789492986313. Vertaling van Bydlime! door Edgar de Bruin

© 2024 | MappaLibri