Zij, ik en de sterren

10+ - Simone Arts, sowieso actief in jeugdboekenland, onder andere als auteur van fictie en als schoolboekenschrijver, heeft twee zeer productieve jaren achter de rug. Drie boekjes voor het Documentatiecentrum, twee kleine romans voor langzame lezers, een bundel met 5-decemberverhalen en twee delen in de ‘Het geheim van’-reeks van uitgeverij Leopold. Een van de twee gaat over de Formule-1, goed gepland in het jaar van Zandvoort. Allemaal vooral in opdracht gemaakt. Dit nieuwste boek is dat niet. Ze schreef het met de gedachte dat een verhaal over een onderwerp dat ze belangrijk vindt, er volgens haar nog niet was in jeugdromans: een babyzusje of -broertje verliezen. De betrokkenheid is te merken. Dat Arts in staat is over rouwen te schrijven, bewees ze met Krabbels van Bien (Holland 2013). Daarin laat ze zien dat het goed mogelijk is echt verdriet te hebben over de dood van je moeder en als tiener tóch je leven op de rails te zetten.  

Vito heeft het prima naar zijn zin, als enig kind. Maar zijn vader en moeder vertellen hem, als hij al 11 jaar is, en binnenkort naar de brugklas van het Copernicus Lyceum gaat, dat hij een broertje of zusje krijgt, Leuk, hè? Mooi niet leuk. Hij heeft een boezemvriend, Gijs, en dat is meer dan genoeg. Helaas gaat Gijs wel naar een andere klas van de nieuwe school, namelijk naar de sportklas. Vito is meer van de sterrenkunde. De eerste maanden op het Copernicus zijn niet de hele tijd super. Er zijn bijvoorbeeld een paar saaie en/of ongeduldige leraren, en achter hem zit de akelige en lawaaiige pester Terry (‘Terror Jerry’). Helaas voor Vito laat Gijs zich inpalmen door Terry.
 
Dan wordt Vito’s zusje Kira geboren. Vito valt als een blok voor haar, tot zijn stomme verbazing. Als, na enige tijd, Vito’s ouders zo moe zijn dat ze niet wakker worden van Kira’s gehuil, mag ze bij hem slapen, het zijn prachtmomenten voor Vito. Maar na een maand ligt ze ineens dood in haar wieg. Moeder komt na de begrafenis haar bed niet meer uit en vader stort zich op zijn werk. Vito, die nooit aan zijn klassenleraar verteld heeft dat hij een zusje heeft gekregen, en ook niet dat ze inmiddels overleden is, wordt geschorst omdat er vuurwerk in zijn kluisje is gevonden (actie van Terry). Hij vindt troost bij Kira’s graf. Ook, meer nog, door de ontmoeting met Jessy, die vaak naar het graf van haar opa komt. Jessy blijkt de aanjager van ontwikkelingen die ervoor zorgen dat iedereen verder kan met zijn/haar leven. Arts eindigt altijd positief.
 
De volwaardig uitgewerkte roman is niet in alle opzichten geslaagd. De stukken over de vriendschap met Gijs, de bedreiging van die vriendschap door Terry en de school/pestpassages zijn al zo vaak op deze manier beschreven dat daar geen eer aan valt te behalen. Dat geldt ook wel een beetje voor de weergave van de reacties van vader en moeder op de dood van Kira. Zo kan, net als in Krabbels van Bien, de vader zich alleen staande houden door keihard te werken.
 
Maar daar staat zoveel tegenover dat je dat op een gegeven moment niet meer belangrijk vindt. Het is Arts gelukt alle valkuilen van sentimentaliteit zorgvuldig te vermijden en de(ze) lezer toch prikoogjes te bezorgen. Het verdriet wordt zuiver en invoelend beschreven met zo weinig mogelijk expliciteit. De gesprekken tussen Vito en Jessy (die wellicht iets te vaak op dat kerkhof verschijnt) zijn juweeltjes, en hun enige ruziemoment raakt precies de kern. Jessy is de ultieme helper in deze roman, in de periode dat de ouders en de school onmachtig zijn. Jessy weet ook Vito’s moeder, een van haar lievelingsdocenten, te helpen bij het zich herpakken.
 
Verder blijf je met enige regelmaat hangen bij een sterke beginzin (‘Kerstmis gaat zo:’, waarna de weergave volgt van een pijnlijke kerstsfeer), sterke formuleringen en/of overdenkingen, zoals deze: ‘Het is maar een korte dienst. Het was ook maar een kort leven.’ Of: ‘Een begraafplaats is eigenlijk een soort glazen wand tussen leven en dood.’ Mooi is de pagina waarop beschreven wordt hoe Kira op opeenvolgende dagen als dode verandert.  
 
Een aardige troef heeft Arts verder met de fijnmazige verweving van het verhaal met astronomische motiefjes. Uiteraard liggen ook hier de clichés op de loer (samen naar het heelal kijken, mijmeren over oneindigheid) en het ruimtekerkhof in het begin introduceert misschien nog iets te geforceerd de dood. Maar over het geheel heeft ze dit mooi gedaan. Een hoofdrol is hier weggelegd voor de zon en voor de kleine planeet Pluto, Vito’s lievelingsplaneet, al was het maar omdat dat geen meelopertje is: Pluto draait op zijn eigen manier om de zon. Het is lief van Gijs dat hij zijn nieuwe hond (ja, een dode hond kun je vrij simpel vervangen) Pluto noemt. Maar: Pluto is ook de naam van de Romeinse god van de dood, weet Vito.

De dood heeft echter niet het laatste woord. Dat zegt het monumentje van glas dat Vito verzint (zijn ouders komen er niet uit) voor Kira’s graf, een leven gevend hemellichaam, én de betekenis van haar naam.
 
Het doeltreffende omslag van Miriam Bouwens begeleidt de belangrijkste motieven. Eén keer raden waar Pluto is.
 
Simone Arts: Zij, ik en de sterren, Leopold, Amsterdam 2021, 136 p. ISBN 9789025882082. Distributie Standaard Uitgeverij

© 2024 | MappaLibri