Wie wil leven moet ontembaar zijn
Dat Mexico een convulsief stukje samenleving herbergt waarbinnen ettelijke ontsporingen een eindeloos gamma aan
conflicten aanjagen, is door zowat iedereen ter wereld geweten. We
leven in een verscheurd land waarin de ene helft de andere niet vertrouwt, zo
formuleert een van de spelers het in dit caramboleske verhaal. Er is allereerst
de begoede burgerij die nauwelijks enig besef heeft van wat er elders in het
land gebeurt, en er zijn de volkswijken, gevaarlijk voor wie er niet thuishoort.
Er zijn de rand-inheemsen die moeilijk aan hun trekken komen in de maatschappij,
met daaraan tegengesteld een handvol omhooggevallen yuppies die dat geluk wél
hadden. En er zijn (vooral) de meedogenloze drugsbazen inclusief hun talloze
kompanen, zo te zien in een eeuwigdurende strijd gewikkeld met hun opponenten,
de politie, die ‘ordehandhavers’ heten te zijn maar in feite de georganiseerde chaos
belichamen. Om nog te zwijgen over de politieke klasse, waar hypocrisie en corruptie
schering en inslag zijn. Over al deze lieden handelt dit flamboyante verhaal dat
bol staat van spektakel -- niet over één van die groepen, maar over alle
tegelijk.
In
het centrum van een op brutaliteit en misdaad gestoeld decor (waar Dante een
kluif aan zou hebben gehad) duiken twee figuren op die het verhaal dragen. Enerzijds
wordt de schijnwerper gericht op Marina, een gehuwde vrouw die de culturele dansgroep
Danzamantes leidt en stevig verankerd is in de Mexicaanse upper class. Zij wil
met haar performances pure schoonheid creëren en zo doorgroeien naar de top van
de kunst. Aan de andere kant is er José Cuauhtemoc (meestal JC genoemd), van
afkomst inheems maar intellectueel opgevoed, veroordeeld tot vijftig jaar
opsluiting vanwege vadermoord en nog een paar andere kille liquidaties. Op een
bepaald moment krijgt Marina de kans om met haar groep een dansoptreden te
verzorgen in de gevangenis waar JC opgesloten zit. Dat eerste optreden krijgt
een vervolg in een wekelijkse literaire workshop, tijdens dewelke Marina almaar
verder gebiologeerd raakt door de figuur van JC, die niet enkel imponeert door
zijn voorkomen maar ook doordat hij niet gespeend blijkt van enig literair
talent. De wederzijdse aantrekking is voor beiden dermate onweerstaanbaar dat niets
hen nog kan tegenhouden en alle denkbare grenzen in een mum van tijd worden
gesloopt. Naar het einde toe staat heel Mexico omzeggens in brand, maar beiden
laveren daar netjes doorheen.
Ingekapseld in het broeierige verhaal rond de passionele
relatie tussen Marina en José ligt een stel korte fragmenten besloten waarin
gedetineerden – de meesten moordenaars veroordeeld tot tientallen jaren
opsluiting -- zich uitlaten over hun lot en de schrale vooruitzichten die het
leven voor hen nog in petto heeft. Het realiteitsgehalte van deze getuigenissen
valt niet na te trekken, maar vermoedelijk zijn ze authentiek. Het is Arriaga’s
geliefkoosd procedé in deze roman: zijn verhaal vastspijkeren op nawijsbare toestanden
–gevangenisopstanden, de praktijken van de drugkartels, omkoperij -- om die
toestanden dan tot in het extreme op te rekken. Alles is extreem in deze roman.
Marina en JC raken niet ‘gewoon’, maar waanzinnig verliefd. Wraakoefeningen in
de loop van het verhaal zijn niet enkel wreed, maar bestiaal. Opstanden in de
gevangenis worden omgebogen tot regelrechte oorlogen. Alsof zowel in de seks
als in de maatschappelijke gedragingen een oerkracht moet worden losgelaten.
Willen we tot
de kernboodschap van Arriaga’s turbulente verhaal doordringen dan moeten we de
aandacht allereerst toespitsen op Marina, de dragende factor in de roman en dus
de feitelijke hoofdpersoon. Haar hang naar perfectie binnen de danswereld bleef
onvoldaan omdat, zo beseft ze, het werk dat ze tot nog toe afleverde vrijblijvend
maakwerk was en ‘een wild kloppend hart had ontbeerd’. Dat is precies wat JC
teruggeeft aan haar bestaan. JC werpt zich, in andere woorden, op als een puur
vitalistisch alternatief voor Marina’s beschutte maar zielloos leventje binnen
de jet set van Mexico. Eens dit besef doorgedrongen kan niets haar nog
tegenhouden, haar rebellie is totaal. Je kan je als nette burger afvragen in
welke mate zulke radicaliteit – ten goede en ten kwade - wel geloofwaardig is. Maar
dit terzijde, het is maar een bedenking. Arriaga slaagt er in ieder geval in om
zijn hoofdpersonage en de revolutie in haar denken als realistisch te doen
overkomen.
Afgezien
van het punt dat Marina maakt, is er ook de opvallende inbreng van JC’s broer Francisco.
Heeft JC zijn leven vergooid, dan heeft de ‘inheemse’ Francisco zich in het
leven opgewerkt tot een meer dan geslaagde yuppie. Behalve op het einde van de
roman komt deze ‘steenharde maar eerlijke’ zakenman enkel voor in een stel (cursief
gedrukte) tussengeschoven (brief?)fragmenten, gericht tot zijn (dode) vader,
die we daardoor leren kennen als een man die bikkelhard was voor zijn gezin,
autodidact, en tegelijk voorvechter inzake de strijd om meer rechten voor zijn
inheemse Nahua-volk. Samengenomen lijken Francisco’s tussenkomsten vooral
bedoeld om een ander vitalistisch thema aan te kaarten: het moeizame integratieproces
van de inlandse Nahua-gemeenschappen. De feitelijke rol van deze Francisco in
het verhaal zelf -zijn altruïstische tussenkomst bij de dramatische afwikkeling
van het gebeuren- klinkt overigens onwaarachtig en heeft eerder iets weg van een
deus ex machina.
Maar er is nog en derde
overlevingsstrijd. Die wordt op bijna elke bladzijde van het boek aangeroerd en
ligt vervat in de uitspraak ‘geld doet de duivel dansen’. De rauwe onderkant van de
Mexicaanse samenleving belichaamd door de genadeloze drugclans en in stand
gehouden door een corrupte en veelal onbekwame politieke klasse doordrenkt het
verhaal van begin tot eind – tot oververzadiging toe. Zo te zien is
Arriaga gaan grasduinen in het recente verleden van Mexico om daaruit een
aantal gewelddadige incidenten te distilleren die hij dan, niet zonder ze aan
te dikken, als decor in stelling kan brengen. Niet om de geweldpoel te
verheerlijken, maar als om te zeggen: zo gaat het er hier aan toe. Niemand
ontkomt eraan, ook Marina niet. Hetzelfde geldt wanneer de auteur het reilen en
zeilen in de gevangenissen blootlegt: de rauwe werkelijkheid van de overleving
aldaar moet in zijn ogen voor zichzelf spreken.
Het moge duidelijk zijn: net zoals in zijn eerdere roman,
De ontembare, bespeelt Arriaga ook in Het vuur redden het thema van de existentiële weerbaarheid: wie wil leven
moet ervoor vechten, ontembaar zijn. Leren leven zonder schaduw. En daarvoor zo nodig tot het uiterste gaan, tegen
alle calamiteiten in. Of zoals een van hun vrienden opmerkt: Marina en haar
partner zijn een beetje de Bonnie en Clyde van de eenentwintigste eeuw. Verre
van morele waarden voorop te stellen – wat in het Mexico van vandaag een
hachelijke zaak lijkt te zijn, van eerder secundair belang -- kiest Arriaga
ervoor om in zijn verhaal de absolute levenswil naar voren te schuiven, tegen
alles in. Wie daar niet aan verzaakt, wie rebelleert tegen de status quo,
overwint. Wie weet kan zo ook in het gehavende Mexico het vuur nog gered
worden.
Een
goede raad: laat je gewillig meevoeren doorheen dit overigens puik in beeld gebrachte verhaal,
en vraag je intussen niet te veel af of de opgevoerde situaties allemaal wel
steekhoudend zijn.
Guillermo Arriaga: Het vuur redden, Meridiaan, s.l. 2022, 894 p. ISBN
9789493169371. Vertaling van Salvar el fuego door Corine van den Broek, Annet
van der Heijden, Christina Nikijuluw en Peter Valkenet. Distributie VBK België
© 2024 | MappaLibri