In 2007 maakte Marco Balzano (1978) als dichter zijn
literaire debuut, maar de Milanees werd sneller bekend via zijn meermaals
bekroonde romans. Zijn eerste prozawerken hadden een erg autobiografische
insteek, waarna Balzano het over een andere boeg gooide. In Ik blijf
hier beschreef hij op beklijvende wijze hoe de (fictieve) bewoners van
het grensdorpje Curon zich al dan niet wilden onttrekken aan Mussolini’s
megalomane plannen.
Met Als ik terugkom linkt
hij die grensproblematiek expliciet aan het fenomeen migratie, van vrouwen in
het bijzonder. Zoals hij in het nawoord, maar ook interviews over de roman
toelicht, vormen vrouwen sinds zo’n dertig jaar dertig procent van de
migranten. Zo vind je in Italië onder die migranten vaak (middel)hoog opgeleide
vrouwen die een zorgende taak op zich nemen, zij het als kinderoppas of als
thuiszorger. Het stuit Balzano voor de borst dat Italianen vergeten dat die
vrouwen vaak een gezin achterlaten om de zorg van een ander gezin op zich te nemen.
De auteur verdiepte zich in die complexe materie en trok naar Roemenië, waar
hij veldonderzoek verrichtte. Zo stelde hij vast dat, terwijl de vrouwen in
Italië inwonen bij hun nieuwe gezin, hun kinderen worden opgevangen in
gemeenschappen, of, in het beste geval door hun grootouders. Die vrouwen mogen
dan af en toe terugkeren naar hun thuisland, hun gezin is vaak ontwricht, ook
al verbetert hun economische situatie. Via de moederfiguur in de roman verwoordt
Balzano wat vele geïmmigreerde vrouwen denken: ‘Misschien komt het leven wel
neer op het achternajagen van het leven.’
Laat nu net zo’n ontwricht gezin
de hoofdrol spelen in Als ik terugkom. Manuel en Angelica blijven
verweesd achter wanneer hun moeder onverwacht naar Italië vertrekt en hun vader
wat later naar Rusland. Filip zal eerst als vrachtwagenchauffeur in dienst van
een Russisch bedrijf werken, dan als koerier in Roemenië. Zijn rol als vader
neemt Filip licht op, in tegenstelling tot Daniela, de moeder, die Manuel Moma
noemt, verliest hierbij nooit uit het oog dat ze met haar loon een betere
toekomst voor haar kinderen wil creëren. Zij zal immers hard werken bij een
aantal families, die haar erg verschillend behandelen. Als lezer krijg je een
inkijk in hoe hard en eenzaam het leven van zo’n zorgverstrekker wel is – in
het Italiaans gebruikt men vaak het denigrerende ‘badante’, ‘zij die oppast’, een
term die Erwin Krijgsman onvertaald laat (‘Toelichting’, p. 269). Over Angelica,
die architectuur zal studeren, moet Daniela zich niet zoveel zorgen maken. Die
redt zich wel. Over Manuel, die veel jonger is dan zijn zus, doet ze dat wel.
Hij is nog een tiener, die zichzelf zoekt en die zich niet thuis voelt op de
door zijn moeder gekozen school. Veel liever zou hij landbouwschool doen en de
moestuin van zijn grootvader overnemen. Maar die grootvader komt te overlijden
en Manuel raakt in een coma na een zware val met een motorfiets. Daniela keert
terug naar Roemenië, waar ze waakt aan het bed van haar zoon, haar mirakelbaby
– dokters hadden haar na de geboorte van Angelica gezegd dat ze nooit nog
kinderen zou krijgen.
Of Manuel ontwaakt, verklap ik niet. Wat ik de lezer wel
moet meegeven is dat Balzano zijn roman opvatte als een drieluik, waarvan het
middelste deel het gros van de vertelling inneemt. De familiegeschiedenis wordt
namelijk verteld vanuit drie perspectieven, ieder in een andere stijl, de ene
al raker dan de andere. Die stijl wordt volledig bepaald door de verteller: eerst
komt de rebelse Manuel aan het woord in korte zinnen, tot hij in coma raakt, dan
overloopt Daniela genuanceerd haar leven in Italië terwijl ze waakt bij haar
zoon en ten slotte neemt Angelica in een wrange toon het over. Zij is gewoon boos,
boos op haar moeder, die niemand inlichtte over haar vertrek, boos op haar
familie omdat iedereen haar rol als grote zus als vanzelfsprekend beschouwt. Haar
toekomstige man zal haar doen inzien dat haar moeder haar precies door dat
onaangekondigde vertrek ook kansen heeft gegeven. Dat Manuel, Daniela en
Angelica het moeilijk hebben om hun gevoelens tegenover elkaar te uiten, wordt
snel duidelijk, maar naar het einde van de roman lijken ze weer naar elkaar toe
te groeien, ook al trekt Angelica naar Berlijn om daar een toekomst op te bouwen:
‘Misschien bestond er nog een manier om op een fijne manier samen te zijn, de
vraag was alleen hoe.’, wat ons naadloos
terugbrengt naar de epigraaf van Als ik terugkom:
‘Voor mijn moeder
Ga wel eens onder ons
huis door,
denk aan de tijd dat we nog allemaal samen waren.
Mario Luzi’
Marco Balzano:
Als ik terugkom, De Arbeiderspers, Amsterdam 2022, 269 p. ISBN 9789029544139. Vertaling van Quando
tornerò door Erwin Krijgsman. Distributie L&M Books
© 2024 | MappaLibri