De maanden-serie van uitgeverij Das Mag is net over de helft. Het is een
speels vormgegeven, herkenbare reeks, met de omslagtekening steeds van Jasmijn
ter Stege en het boekontwerp van Frank August. Hoe aardig om te zien ook, de
boekjes zijn best aan de prijs: 19,90 euro per deel. Zeker als je beseft dat er
na het verhaal van de maand vijftien enigszins loze pagina’s volgen, een stuk
of zeven met de kalenderdagen in blokjes en ongeveer evenveel voor het maken
van aantekeningen. Vervolgens kunnen we een preview lezen van het boekje van de
maand erna.
Annelies Verbeke trapte
interessant af met September, pakte
haar oude agenda’s (15 jaargangen) erbij, en keek steeds naar de maand
september. In haar afrondende hoofdstukje concludeert ze dat haar leven door
kunst en literatuur bij elkaar wordt gehouden, en komt ze met een geestige
septemberverklaring. Manon Uphoff start Oktober met een jeugdherinnering,
dierendag, de vraag waarom de dieren angstig zijn in oktober en vertrekt daarna
naar de Griekse onderwereld. Bregje Hofstede (December) begint haar
pornografische verhaal (een ‘studie’) in de zomer, en laat haar hoofdpersonage
simpelweg in december opnieuw afreizen naar het Franse platteland. Bij de een
is de integratie van de maand in het verhaal wat sterker dan bij de ander.
In Februari
is de ik-figuur, een schrijver (Rob van Essen blijkt later uit de beschrijving
van zijn boeken en de naam van hoofdpersonages), zit boven een leeg vel te
bedenken wat hij zal tekenen op de pagina februari van de verjaardagskalender
van zijn vrouw L. Het is de enige maand die nog geen illustratie heeft, wat is
er toch zo moeilijk aan die maand? Tijdens het mijmeren slaat hij, ook om de
kou te lijf te gaan, want veel stoken doe je in deze tijden niet, aan het
tikken. Eigenlijk zouden er twee verjaardagskalenders moeten zijn, eentje
waarop februari eindigt met 28 en eentje met 29. Hiermee is het schrikkelmotief
geïntroduceerd, zeker als de ik weet wat hij zou kunnen tekenen: Schrikkelman. Die
is ooit, een jaar of 20 geleden, verzonnen door de mislukte schrijver D., het
type dat iedereen wel eens heeft zien rondlopen: lange leren jas, het leer artistiek
gecraqueleerd. Wellicht steken er papieren uit, met stukken tekst die soms wel
stukjes maar geen roman willen opleveren.
D. mag dan geen roman hebben voltooid, hij kan eigenlijk
best goed vertellen, blijkt na een bijeenkomst op de uitgeverij. Of de ik, de auteur,
heeft er een mooi verhaal van gemaakt, dat kan natuurlijk ook. D. verhaalt van
een wonderbaarlijke reis naar de VS, alleen de reis per vrachtschip al. Hij
ontmoet er een Roemeen die verdwijnt (zelfmoord?) en een Zweed die een prachtig
verhaal vertelt over een andere Zweed (wellicht was hij het zelf) die zelfmoord
wilde plegen en wonderbaarlijk gespaard bleef. In Amerika bezoekt D. het
Lovecraft-museum, met een beheerster die een slaapstoornis heeft, en daarna
gaat het richting Maine. In de bus valt een verpleegster op zijn schouder in
slaap. In het stadje Bangor wil D. Stephen King opzoeken, om een idee voor een
horrorroman of -film te pitchen. En jawel, daar zijn we dan bij
Schrikkelman. Dat zou de titel worden van deze roman, en de hoofdpersoon, iemand
die elke schrikkeldag gruwelijk wraak neemt op iedereen die direct of indirect
te maken heeft met de moord op zijn vrouw en kinderen. De ik herinnert zich meteen
met veel vreugde het lezen van De torens van februari van Tonke Dragt (‘Geen
enkele maand had zo’n boek’), waarin het hoofdpersonage elke vier jaar de
mogelijkheid kreeg terug te keren naar de normale wereld.
King, ‘spreekuur houdend’,
tronend achter een hoog bureau, vindt het een goed idee, maar ziet weinig
mogelijkheden voor een spannende uitwerking. Zijn argument hiervoor is geniaal,
en loeisimpel. De ik-figuur verzint nog even een vervolg op D.’s verhaal, over de
Roemeen en de Zweed, een soort epiloog. Vervolgens haalt hij die weer onderuit
met een ander verzinsel.
Intussen is voor de ik-figuur duidelijk geworden wat er voor
hem zo rottig is aan februari, wat er mis is met die maand. Dan vindt L. ook
nog een ondersteunende verklaring (schrijver helpt schrijver). Het moeten
tekenen voor het februariblad heeft verhelderend gewerkt.
Februari zit niet alleen
geweldig goed in elkaar, elke episode of scène levert ook nog een mooie
mijmering of bespiegeling. Over verjaardagskalenders, magic pixie dream grils,
de jaren tachtig, en een schitterend beeld voor een gefnuikte
schrijverscarrière: gestrand in februari! Je wordt ook uitgedaagd mee te denken
over hoe D. zijn verhaal samenstelt. Volgens de medetoehoorders X. en Y. en de
ik kraakt het hier en daar van het verzinnen, en ook van het jatten, ze noemen
namen van schrijvers, titels van boeken en genres. De lezer kan er wellicht nog
wat aan toevoegen, ik moest sterk denken aan Harry Mulisch’ novelle Voorval
bij het lezen van het verhaal van de Zweed. Het commentaar en de terzijdes van
D.’s luisteraars zijn ook nog eens oergeestig -- aan humor ontbreekt het
sowieso niet in het boekje.
‘(laten we verhalen)’ is het motto van Februari en
het is wel duidelijk geworden dat dat een hoop plezier kan opleveren. Van Essen
slaagt er ook echt in om te voldoen aan wat de uitgeverij de lezer belooft: je
uit te nodigen anders naar de tijd van het jaar te kijken. Zijn verhaal beslaat
de pagina’s 9-93, van de 120, maar met dit deel van de reeks haal je die 19,90
er echt wel uit: je gaat het verhaal zeker herlezen.
Rob van Essen: Februari, Das
Mag, Amsterdam 2023, 120 p. ISBN 9789493248588. Distributie De Wolken
deze pagina printen of opslaan