Je kan een boek over het conflict tussen
Israël en de Palestijnen in feite beginnen in de zevende eeuw v.C., toen de
Egyptische priesters zich verontwaardigden over de manier waarop de Joodse
aanhangers van het monotheïsme de lokale goden beledigden en kleineerden. Of je
kan het hebben over de godsdienstoorlogen van de Maccabeën in de eerste eeuw
v.C. tegen de Griekse en Romeinse polytheïsten. Of, enkele eeuwen later, over
de manier waarop het uit het jodendom ontwikkelde christendom de
staatsgodsdienst werd van het hele Romeinse Rijk en de Joden vervolgd en
gediscrimineerd werden.
Tijdens de middeleeuwen werden de niet-moslims (christenen
en Joden) gereduceerd tot tweederangsburgers. Het was de periode van de
kruistochten en, in de wereld van de islam, van de zogenaamde dhimmitude,
de wettelijke discriminatie van niet-moslims. Of de Joden werden in de rol van
geldschieters voor de heren gedwongen en als ‘geldjoden’ door iedereen gebruikt
en tegelijkertijd gehaat.
Deze vijandigheid en dat algemene wantrouwen tegen de ‘godsmoordenaars’
hield echter niet op na de officiële erkenning (‘Gelijkschakeling’) van de
Joden als gelijkwaardige burgers in de meeste West-Europese staten. Het
religieus geïnspireerde anti-judaïsme had weliswaar plaatsgemaakt voor een
etnisch, pseudowetenschappelijk, politiek en economisch gemotiveerd
antisemitisme dat de directe aanleiding werd voor het ontstaan van het zionisme
als reactie daartegen.
Deze complexe voorgeschiedenis is nodig om de ingewikkelde
relatie tussen Joden en niet-joden beter te begrijpen en ook om te beseffen dat
het moderne antisemitisme geen direct gevolg was van het conflict tussen
zionisten en Palestijnen in het Britse mandaatgebied na de Eerste Wereldoorlog.
Zelfs de judeocide (Sjoa, Holocaust) die vaak onterecht vermeld wordt als de belangrijkste
oorzaak van het zionisme, heeft de overtuiging van veel Joden versterkt dat ze
behoefte hadden aan een eigen goed beschermd land, maar verklaart niet waarom
het overwegend seculiere zionisme in het midden van de negentiende eeuw als
Joodse bevrijdingsbeweging ontstaan is.
Al deze hoger genoemde
historische feiten en gebeurtenissen hebben uiteraard een rol gespeeld in de
ontwikkeling van het zionisme over de laatste twee eeuwen, maar ze geven geen
bevredigende verklaring voor de toenemend onverzoenlijke natuur van het huidige
conflict. Wie verwijst naar de eeuwige vijandschap tussen ‘Joden en Arabieren’
kent blijkbaar zijn geschiedenis niet, want de vijandigheid en intolerantie
tussen Joden en christenen was over het algemeen veel virulenter en
onverdraagzamer dan die tussen Joden en moslims of meer algemeen, Joden en
niet-Joden in het Midden-Oosten.
Naast een aantal andere prominente Joods-Israëlische
historici zoals bijvoorbeeld Benny Morris (The Birth of the Palestinian
Refugee Problem. 1947-1949, Cambridge UP 1987 en The Birth of the
Palestinian Refugee Problem Revisited, Cambridge UP 2004) neemt de
historicus Ilan Pappé een bijzondere plaats in, omdat hij wat de feiten betreft
in grote lijnen met zijn zionistische collega’s akkoord gaat, maar de motivatie
achter deze feiten volkomen anders interpreteert.
En omdat zijn conclusie, dat de
verdrijving van de Palestijnen het gevolg is van een bewuste strategie,
schokkend is, begint hij De Nakba. De etnische zuivering van Palestina met
een uitvoerig en beargumenteerde definitie van ‘etnische zuivering’, zoals die door
de meerderheid van de historici en de internationale organisaties geformuleerd
wordt. Daarmee nodigt hij zijn collega’s en de lezers uit, de feiten met elkaar
te vergelijken en zelf hun conclusies te trekken.
Daar waar bijvoorbeeld Benny
Morris weliswaar de feiten niet betwist, maar vindt dat deze etnische zuivering
nu eenmaal onvermijdelijk was, indien men op dat terrein een leefbare Joodse
staat wou opbouwen, veroordeelt Pappé die zuiveringen als misdadig en
onrechtmatig. En waar Morris en anderen beweren dat de zionisten weliswaar van
de gelegenheid (de vlucht van honderdduizenden Palestijnen) gebruik gemaakt
hebben om het land te ‘verjoodsen’, ziet Pappé dit als het resultaat van een
bewuste strategie om ‘zoveel mogelijk land te veroveren met daarop zo
weinig mogelijk Palestijnen’. Vandaar dat er na afloop van de vijandigheden in
1949 geen sprake was van het recht op terugkeer van de onlangs verdreven
Palestijnen, maar wél van Joden die al bijna 2000 jaar in ‘de diaspora’ gewoond
hadden en het recht op terugkeer en de inbeslagname van het land op Bijbelse en
historische gronden claimden.
Je hoeft het boek van Pappé
niet in detail te hebben gelezen om te begrijpen, hoe cruciaal zijn stellingen
zijn voor een geïnformeerde en open discussie over de rechten en plichten van
beide bevolkingsgroepen en ook, dat je de taaiheid en intensiteit van het
conflict nooit kan aanvoelen, indien je daarmee geen rekening houdt. Je
begrijpt ook het symbolische belang van de foto’s van de huizen en wijken,
waaruit de Palestijnen in 1947-1949 en nog eens in 1967 verdreven werden en van
de huissleutels van hun vroegere woning die vandaag in heel veel gevallen als
een ‘teken aan de wand’ boven hun ingangsdeur in het vluchtelingenkamp hangen of
in de dorpen waar ze al drie tot vier generaties ‘voorlopig’ moeten verblijven.
Dan eerst besef je dat er veel meer dan een staakt-het-vuren en het doorbreken
van de dodelijke cirkel van geweld en repressie zal nodig zijn om dit lange
conflict op een duurzame, voor geen van beide partijen volkomen bevredigende
wijze op te lossen.
Ilan Pappé: De Nakba. De etnische zuivering van Palestina, Omniboek,
Utrecht 2023, 352 p. ISBN 9789401919364. Vertaling van The ethnic cleansing of
Palestine. Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan