Non-fictie

BOEKEN NR. 4, APRIL 2023

Elchardus, Mark: Vrijheid veiligheid

door Fabian Van Samang

De moderne mens en de koe  

In maart van dit jaar bekroop mij de behoefte om mijn Nietzsche nog eens ter hand te nemen. Jaren geleden las ik in het voorwoord van zijn Zur genealogie der Moral (1887) zijn vernietigende kritiek op de vluchtige en oppervlakkige moderne mens – die 19de-eeuwse mens die weliswaar de geschriften van de auteur had doorgenomen, maar de inhoud ervan niet had verteerd, de gedachten niet had gekauwd, herkauwd. ‘Om het lezen aldus als een kunst te kunnen beoefenen is echter iets nodig wat tegenwoordig juist het grondigst verleerd is […], iets waarvoor men bijna een koe en in elk geval niet een ‘modern mens’ moet zijn: dat men ze herkauwt.’
 
Ik moest er onwillekeurig aan denken toen ik, daags na het verschijnen van Mark Elchardus’ nieuwste bundel, Vrijheid veiligheid, tientallen commentaren en opiniestukken zag verschijnen. Parlementaire initiatieven leken zomaar uit het pas verschenen boek gegapt en allerhande analyses werden via sociale media de ‘ware wereld’ ingetoeterd. Die snel grazende hypermoderne mens, vroeg ik mij af, had die zich wel in een hoek van de weide genesteld, in de schaduw van een knotwilg, en had hij de ideeën voldoende herkauwd, herkauwd en nogmaals herkauwd? Wat de auteur van die snelle reacties vond, is mij niet bekend. Misschien dacht hij, zoals Zarathustra zou hebben gedaan: ‘Of ze jullie smaken, die vruchten van mij? Maar wat interesseert dat de bomen?’
 
Elchardus brengt in zijn recentste boek 87 columns uit de afgelopen vijf jaar samen, gegroepeerd rond vijf verwante thema’s: het uit elkaar groeien van de burgers en hun politieke vertegenwoordigers; de vervreemding van de burgers onderling en de rol die media daarin spelen; een historisch overzicht dat het huidige politieke en maatschappelijke klimaat moet kaderen; de ondervonden moeilijkheden om de geschetste evoluties een andere wending te geven; en de gevoeligheden rond het thema migratie. In die vijf thema’s komt telkens het onbehagen van de auteur tot uiting over wat hij als een mangelende democratie percipieert. Schuldig aan dit democratische tekort zijn hardhorige politici, die het was in hun oren laten stollen telkens wanneer de bevolking haar verzuchtingen kenbaar probeert te maken. Schuldig zijn de traditionele media, die blijkbaar ‘niet langer informeren, maar opvoeden’. Schuldig zijn de vertegenwoordigers van een verworden idealisme, die nieuwe vormen van discriminatie en onrecht geruisloos in onze samenleving laten binnensluipen. En schuldig zijn de rechters en magistraten die dit alles in hun vonnissen en arresten verankeren.
 
Voor wie eerder ook al Reset las, bevatten deze columns niet zo veel nieuws. Het is vooral het laatste, ongepubliceerde essay (‘Hoe krijgen we weer goesting in de toekomst?’) dat heel wat stof deed opwaaien. In dat uitvoerige artikel beargumenteert de auteur dat in de Westerse wereld sinds 1979 het gevoel is binnengedrongen dat de toekomst niets goeds meer in petto heeft (een fenomeen dat hij ‘declinisme’ noemt). De jongste twee decennia is dit onbehagen exponentieel toegenomen, treft het jong en oud, en is het omgeslagen van een mild pessimisme (‘op het maatschappelijke vlak verwachten we een neergang, maar voor mezelf zijn heel wat kansen weggelegd’) in een alarmerende zwartgalligheid (‘met ons gaat het slecht, en met mij eveneens’). Hoewel Elchardus betoogt dat we de bronnen van dit declinisme moeten relativeren – de klimaatopwarming neemt heus niet zo’n apocalyptische vormen aan als wordt beweerd, stelt hij, en we onderschatten het potentieel van een sterk inburgeringsbeleid – dringt hij er bij beleidslui op aan de stem van de meerderheid ernstig te nemen, desnoods door een regeringsdeelname van het Vlaams Belang op het lokale niveau. Zoniet, waarschuwt hij, mogen we ons vroeg of laat aan een Weimarmoment verwachten, een ogenblik waarop de bevolking niet meer gelooft dat de democratie antwoorden biedt op de uitdagingen waar de burger en de samenleving vandaag voor staan.
 
In een bittere reactie op Vrijheid veiligheid (‘Adieu Mark Elchardus’, maart 2023) maakte hoofdredacteur Wim Vermeersch van het hoogst gewaardeerde tijdschrift Samenleving en Politiek duidelijk dat hij Elchardus absoluut niet wenste te cancelen. Toch wilde hij de lezer laten weten waarom er voor dit boek in zijn tijdschrift geen ruimte was voor een recensie – waarmee hij de auteur de facto cancelde en het boek ten dele recenseerde. Vermeersch’ reactie sluit elementen van een ad hominem aanval in zich. Dat Elchardus zich als redactielid van Samenleving en Politiek zelden op de redactieraad liet zien, kan een buitenstaander niet beoordelen, maar doet voor een oordeel over het boek in ieder geval niets ter zake. Dat Elchardus al langer een conservatief gedachtegoed ontwikkelde en pas met Vrijheid veiligheid ‘uit de kast komt’ is mogelijk – maar wat zegt dit over de verzamelde data, de gevolgtrekkingen, de analyse en het besluit van het boek? Dat een these in extreemrechtse kringen circuleert, maakt dat die these per definitie onjuist? Vermeersch heeft een sterk argument, wanneer hij stelt dat de bedreigingen van de (uitwassen van) ‘woke’ toch relatief zijn ‘in tijden dat het Capitool en Brasilia worden bestormd, OCAD de dreiging van een ‘virulenter extreemrechts’ ziet groeien, professoren met de dood worden bedreigd, kliklijnen worden geopend en extreemrechtse trollenlegers online met een stortvloed aan bagger enkel willen intimideren en muilkorven.’
 
Van dit argument gaat een grote overtuigingskracht uit. Maar waarom heeft hij dit argument niet versterkt en aangevuld met andere, even sterke argumenten? Democratie steunt op de aanname dat finaal het gros van de burgers in de constante botsing van gefundeerde meningen een goed en rechtvaardig oordeel kan vormen. Dat mensen redelijk zijn, en in de regel openstaan voor rationele argumenten. Als we daar nog steeds in geloven, waarom laten we punten van geschil dan niet vaker en harder botsen, eerder dan ze uit de weg te gaan? Waarom is het zo moeilijk om te zeggen:
 
‘Geachte professor, beste Mark, ik heb uw boek met veel interesse gelezen en herlezen. Ik waardeer uw intellectuele inspanningen, ik heb diep respect voor de inzichten die u in uw lange academische carrière met het publiek hebt gedeeld. Hoewel ik het cijfermateriaal dat u in uw jongste publicatie niet betwist, hebben een aantal conclusies die u eraan verbindt mij geschokt. Sterker nog, ik denk dat u zich op dit en dit punt vergist, en wel om die en die en die reden.’
 
Geloven we er nog in dat het zo moet? Dat dit de samenleving versterkt, eerder dan uitholt? Indien niet, laat dan het redeloze geraaskal van het extremisme maar aantreden.
 
Donzen totalitarisme, bot scalpel
Als het reviewen van monografieën de auteur altijd wat onrecht doet, dan geldt dit des te sterker voor bundels, waarin ideeën doorgaans tot hun essentie worden samengebald en onderhevig zijn aan aftakelingsprocessen die gepaard gaan met het verstrijken van de tijd. ‘De “zuivere geest” is zuivere stompzinnigheid: trekken wij het zenuwstelsel en de zintuigen, het “sterfelijke omhulsel”, ervan af, dan maken we een rekenfout – en niets anders!’ (Nietzsche, De antichrist, De Arbeiderspers 1997). Het is wellicht vanuit het zalvende besef van die onvolkomenheid der Ideeën (zowel die van de auteur als van mezelf) dat mijn bedenkingen bij Vrijheid veiligheid het best gelezen kunnen worden.
 
In Vrijheid veiligheid resoneert de constante vrees dat een in dons gehuld autoritarisme ongemerkt ons democratisch staatsbestel binnensluipt, waar het de fundamenten langzaam maar zeker aanvreet. Het beeld van een totalitarisme-in-minuscule-stappen is niet nieuw. Victor Klemperer riep het al op in zijn LTI (1947): ‘En als nu de beschaafde taal uit giftige elementen is gevormd of draagster van gifstoffen is geworden? Woorden kunnen nietige stukjes arsenicum zijn: ze worden ongemerkt ingeslikt en lijken geen uitwerking te hebben, maar na enige tijd is de gifwerking er toch’ (LTI, Atlas, 2000). Hetzelfde beeld schetste de Italiaanse romanschrijver en professor semiotiek Umberto Eco, in een essay dat hij in 1995 schreef voor de herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog, precies vijftig jaar eerder: ‘Het Oer-fascisme heeft de neiging om in de meest onschuldige gedaantes telkens terug op te duiken. Het is onze taak om het te ontmaskeren, het in al zijn nieuwe vormen aan te wijzen – elke dag, overal ter wereld’ (Reconnaître le fascisme, Bernard Grasset 2017).
 
Het ‘Weimarmoment’ waar Elchardus het over heeft, symboliseert dit sluimerende, vulkanisch borrelende ongenoegen, dat ooit, als ware het een natuurwet, ongecontroleerd en in al zijn verwoestende kracht tot uitbarsting zal komen. Dat de term ongelukkig gekozen is (omdat de auteur de huidige malaise toeschrijft aan concrete keuzes van politieke leiders en activisten, terwijl de crisis van Weimar net het gevolg was van de onmogelijkheid van politieke leiders om nog keuzes te maken) en voor de auteur zelfs ietwat pijnlijk (omdat hij economische verklaringsfactoren in ruime mate inruilt voor identitair-politieke – terwijl Weimar net de doodsteek kreeg door de wereldwijde economische crisis en het pad naar het naziregime werd geëffend door de uitgebreide financiële steun van de bancaire en industriële sector) is misschien nog de minst belangrijke van alle bezwaren.
 
Belangrijker lijkt mij de bedenking dat men bij het terechte benoemen en eventuele bestrijden van het gewatteerde totalitarisme weleens zou kunnen vervallen in datgene wat men bekampt. ‘In een neerslachtige bui bekruipt me het akelige gevoel dat verbaal de uitroeiingskampen al worden voorbereid,’ schrijft hij in een kritiek op de media die geen ‘mening, [anders] dan de hunne aan bod’ laten komen. In een staaltje indrukwekkende retoriek relativeert hij meteen (‘Kom, kom, zeg ik dan tegen mezelf, niet overdrijven’). Maar anderhalve zin verder gewaagt hij alweer van stoottroepen en waarschuwt hij voor de ‘desastreuze’ gevolgen ‘van de vorige eeuw’, en mogelijks ook van deze.
 
Het zal wel de ironie van de columnist zijn, maar pleiten voor het afplakken van de monden van politici, vanaf het sluiten van de stembussen tot de eerste onderhandelingsronde (de ‘ducttape-regel’), en dat in een boek waarin maximale vrijheid van meningsuiting wordt verdedigd – het is vermakelijk, jawel, maar ook een beetje wrang. Elchardus trekt van leer tegen ‘mensen die zich opstellen als inquisiteurs: hun waarheid is dé waarheid’ en herkent in de grondhouding van sommige rechters mechanismen die ten grondslag lagen aan het nazisme. Vergeleken met sommige vertegenwoordigers van ‘sociaal engagement en ethische bewogenheid’, betoogt hij, waren ‘de missionarissen met hun beschavingsproject aandoenlijke amateurs’ en in vergelijking met ‘de lui die van geen continuïteit willen weten […] ogen de nazi’s haast politiek correct’). Als de tegenstrevers daadwerkelijk zo’n gevaarlijke wangedrochten zijn, die mogelijks de stalen deuren naar de gaskamers al op een kier hebben gezet, welk argument heeft men dan nog om hen niet het zwijgen op te leggen? Anders gezegd: ook in de legitieme strijd tegen het cancelen, loert het cancelen voortdurend, en niet minder bedreigend, om de hoek.
 
Elchardus gedraagt zich - om Nietzsche (De Antichrist) nog eens van stal te halen - als een heelmeester; hij filosofeert met het mes, en dat is prima. Helaas lijkt zijn scalpel soms aan de botte kant, en snijdt hij op het eerste gezicht in grote halen aanzienlijke stukken gezond weefsel weg. Zo focust hij bijzonder sterk op het ‘declinisme’ waar enkele recente bevragingen gewag van maken, waardoor een doembeeld ontstaat van verzuurde (want niet beluisterde) mensenmassa’s, smekend om het herstel van hun nationale identiteit, die maar beter snel op hun wenken bediend kunnen worden, opdat ze onze samenleving niet helemààl in de verdoemenis storten. Dat beeld contrasteert echter sterk met onder meer het recentste World Happiness Report (2023), dat het gemiddelde geluksgevoel over de jongste drie jaren (inclusief de coronaperiode, dus) in 137 landen in kaart brengt. België neemt in die lange lijst de 17de plaats in. In 2020 was dat de 20ste plaats op 153 landen. Zo slecht lijkt ons land het dus niet te doen. In 2018 gaf Eurostat aan dat het geluksgevoel in de Europese Unie met 2 procent was toegenomen in vergelijking met dezelfde bevraging vijf jaar daarvoor; gegevens van de OESO (Better Life Index, 2020) bevestigden dat de tevredenheid over het eigen leven (‘life satisfaction’) in België iets hoger lag dan het gemiddelde van de OESO-landen (België nam daarbij de 18de plaats in, op 41 geanalyseerde landen). In dat perspectief lijkt het met die zwartgalligheid redelijk mee te vallen.
 
Eenzelfde chirurgische precisie ontbreekt wanneer de auteur het over ‘woke’ heeft. Hoe de lezer dat begrip exact dient te begrijpen, en wat de verhouding is tussen het exces en de gematigde doorsnee, wordt nergens verduidelijkt. Dat het bij die uitwassen om een minderheid gaat, geeft de auteur meer dan eens ruiterlijk toe, maar naar de omvang van die minoriteit heeft de lezer het raden. Zeker, kleine groepen kunnen grote schade aanrichten. Maar ook de precieze omvang van die schade wordt nergens aangegeven, zelfs niet bij benadering. De lezer moet het dan maar stellen met wat anekdotiek. Toch schrijft de auteur dat het gevaar voor wat hij ‘omvolking’ noemt vooral uitgaat van islamitische religieuze fanaten en ‘het luidruchtige legertje van wokers, dekolonisatoren en vermeende progressieven die zich verzetten tegen een degelijk migratiebeleid en die het verdedigen van eigenheid gelijkstellen aan racisme en op alle manier dwarsbomen’. Interessant en mogelijk, maar waar hij die grootteorde – gezien het gebrek aan gegevens – aan ontleent, blijft een raadsel. Dat geldt ook voor de ‘activistische rechtspraak’ die de auteur op de korrel neemt. Hij lijkt zich te ergeren aan magistraten die de wet ‘te ruim’ interpreteren, zoals anderen zich wellicht ergeren aan die keren dat ze dat ‘te weinig’ zouden doen. Als de scheidingslijn tussen het discretionaire en het ontoelaatbare niet duidelijk wordt vastgelegd, betekenen termen als ‘activistisch’ en ‘conservatief’ echter niet veel méér dan dat het oordeel van het Hof de auteur niet bevalt. Daar vervolgens aan verbinden dat het parlement de arresten dan maar met een bijzondere meerderheid ongedaan moet kunnen maken, trekt het evenwicht tussen de machten wel erg snel bijzonder scheef.
 
Links van links
Toch laat Vrijheid veiligheid zich in geen geval lezen als de pennenvrucht van een verstard, conservatief socioloog, en al helemaal niet als het pleidooi voor machts1deelname van het Vlaams Belang dat sommige critici er in zien, noch op het lokale, noch op het Vlaamse of federale niveau. Ooit streefde het conservatisme naar het behoud en de versterking van de maatschappelijke instellingen (de scholen, de politie, de kerk, het gevangeniswezen, de staat), in de veronderstelling dat ze zwakke individuen op het rechte pad zouden houden en bij een occasionele dwaling de juiste richting zouden wijzen. In die tijd leek kritiek op die instellingen, met hun vermeende perverterende uitwerking op het van nature op anderen gerichte, sociale individu, het alleenrecht van de progressieve linkervleugel. Hoewel ook de progressisten gaandeweg dié instituties zijn gaan omarmen die het individu schragen en versterken, heeft ze haar wantrouwen tegenover de instellingen altijd bewaard. In dat opzicht situeert Elchardus’ kritische houding tegenover media, politieke partijen en rechtbanken zich ten volle aan de linkerzijde. Sterker nog: uit bezorgdheid over de ingeslagen route haalt hij zelfs de instellingen uit de eigen familie over de hekel. Wat critici aanduiden als een ruk naar rechts lijkt in die zin eerder een positionering aan de kritische zijde van links (Unzeitgemäss, of zoals de Nederlandse socioloog Willem Schinkel het noemde, links van links, ‘altijd en eeuwig buiten de kaders van de dominante discussie proberen te denken’ zie: Denken in een tijd van sociale hypochondrie -- Klement, 2008).
 
Links denkt Elchardus ook waar het zijn vertrouwen in het oordeelsvermogen van de individuele mens en burger betreft. In feite is zijn hele boek een pleidooi voor de versterking van een zo groot mogelijk deel van de burgers (de ‘meerderheid’) en bekritiseert het alle pogingen om emancipatie van de burgers te fnuiken. Elchardus bepleit ‘mondigheid, emancipatie, uitkomen voor je mening’, ‘onderzoek, democratie, respect van en voor de meerderheid’, en een ‘zachte gezindheid, een respectvolle gevoeligheid voor andere meningen’. Hij stelt overheden aan de kaak die het altijd beter menen te weten en die halsstarrig weigeren te luisteren naar verzuchtingen van de burger - ondanks de demonstraties, ondanks de resultaten van de stembusgang, ondanks de aanzwellende protesten. Hij breekt een lans voor ‘het herstel van de controlefuncties van de vertegenwoordigers van het volk’ en vraagt zich luidop af of het wel gezond is dat partijvoorzitters zo veel macht hebben dat ze hun partijen enkel nog als voetvolk en spreekbuizen gebruiken. Welke rechtgeaarde democraat kan het daarmee oneens zijn? Of een quasi-exclusief identitair discours bijdraagt aan een oplossing, of de problemen eerder versterkt; of het verstandig is om met de toegang van extreemrechts op het lokale niveau te flirten om de luisterbereidheid van de huidige politieke leiders op te poken; en of wereldvreemde en hardleerse magistraten zo bedreigend zijn voor de rechtstaat als de auteur beweert – het zijn ongetwijfeld elementen van verder debat. In elk geval maken ze duidelijk dat Elchardus niet zo eenvoudig te vatten valt in categorieën van progressief en conservatief, in onveranderlijke conceptuele kooien. Sommigen zien daarin een reden tot ostracisme. Voor anderen is het eerder een bewijs van vrijmoedigheid en intellectuele rijkdom.
 
Heeft Elchardus zich losgemaakt van zijn ideologische wortels, of bloeit nu pas open wat altijd al in de kern aanwezig was? Wie zal het zeggen? Of beter -- wat doet het er toe? Finaal zegt het immers niets over de juistheid van zijn gegevens of de kracht van zijn analyse. Wellicht was Vrijheid veiligheid niet bedoeld als het heilige boek van eender welke politieke fractie, dat door alle discipelen van de sociaal-evangelist moest worden gevolgd en aanbeden. Net als Reset lijkt zijn jongste bundel het resultaat van een oprechte intellectuele inspanning, vol interessante ideeën en zienswijzen, toepasbaar op tal van maatschappelijk relevante thema’s. Ongetwijfeld heeft de auteur er zich mee losgemaakt van enkele van zijn leermeesters en hoopt hij dat zijn lezers hetzelfde zullen doen – en dat is prima, zo. ‘Alleen ga ik nu, mijn discipelen! Gaan ook jullie nu heen en alleen! Zo wil ik het! […] Jullie hadden jezelf nog niet gezocht: toen vonden jullie mij. Zo doen alle gelovigen; daarom heeft alle geloof zo weinig om het lijf. Nu gebied ik jullie mij te verliezen en jezelf te vinden; en pas als jullie mij allemaal hebt verloochend, wil ik naar jullie terugkeren…’ (Nietzsche, Ecce homo – Arbeiderspers, 2000). Nu valt enkel nog af te wachten wat de sympathisanten die Elchardus omarmden en de critici die hem uitspuwden, daadwerkelijk met zijn nalatenschap bij leven doen.
 
Mark Elchardus: Vrijheid veiligheid, Ertsberg, Aalter 2023, 348 p. ISBN 9789464369915 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri