Nederlands proza

BOEKEN NR. 5, MEI 2023

Marente de Moor: De schoft

door Herman Jacobs

Anders, maar erger  

Het is best een dapper boek dat Marente de Moor heeft geschreven. (Laten we zeggen: mensen die trigger warnings nodig hebben, moeten De schoft gewoon maar helemaal niet lezen. Echt). En aanvankelijk werkt het doorprikken van de do goody-good bullshit (Pink Floyd, ‘Money’, voor wie te jong is om het citaat te herkennen) die door enkele personages hier over ‘de vluchtelingenscrisis’ wordt gespuid ook verfrissend. Het vervelende is alleen dat hoofdfiguur Tom Wilenski, ‘de schoft’, wie De Moor haar eigen geboortejaar, 1972, heeft geleend, eigenlijk als enige genuanceerd wordt neergezet, terwijl alle overigen min of meer karikaturen zijn. Zoals zijn met alle modieuze opiniewinden meewaaiende hoofdredacteur. De drammerige weg-met-ons-vrouwenploeg (nu ja,weg-met-allen-die-weigeren-te-erkennen-dat-alles-de-schuld-is-van-witte-Europese-mannen dan) die het op de Middellandse Zee kruisende vluchtelingenreddingsschip van stichting Archangel bematroost en bekapiteint. Wilenski’s uit Senegal afkomstige kajuitgenoot Adama, die in de rol geduwd wordt van de wijze niet-westerling…
 
Zoals men op de binnenflap van het stofomslag kan lezen: ‘Tom Wilenski, een uitgerangeerde journalist, krijgt de opdracht om nog één reportage te schrijven, over een groep vrouwen die vluchtelingen redt [...]. Eenmaal aan boord van hun naamloze schip bekruipt hem het gevoel dat hij in de val is gelokt. De vrouwen menen dat hij foute meningen is toegedaan en willen hem kwijt, maar de Italiaanse kustwacht weigert het schip toegang tot de havens. Dan besluiten ze uit te varen voor een nieuwe reddingsmissie. Voedsel en brandstof raken op, de euforie van de geredde mannen slaat om in wanhoop en als bij toverslag is zowel Sicilië als Malta uit de zee verdwenen. Tom vraagt zich af of hij het schip ooit nog levend zal verlaten.’ En dat is voorbeeldig samengevat.
 
Maar dan, op zo’n vijftig pagina’s voor het slot, met nog de laatste twee van de vijf hoofdstukken te gaan, als Tom inderdaad de angstige twijfel bekruipt of hij ooit nog van dit ‘narrenschip’ af raakt, begint het in zekere zin pas.
 
Tot dan toe heeft De Moor vanuit Wilenski’s gezichtspunt de paar dagen geschetst die aan boord van het anonieme schip zijn verstreken sinds de opvarenden van een rubberbootje – die niet ‘vluchtelingen’ mogen worden genoemd van de equipe, maar ‘evacués’ – aan boord zijn genomen. Waarbij opvalt dat de journalist de sfeer als nogal naargeestig en bedreigend ervaart; ‘ze haten hem’ is het allereerste zinnetje van het eigenlijke verhaal, dat liegt er ook niet om.
 
En verder hebben we in enkele flashbacks van zowel Wilenski’s jeugd als van zijn recente verleden de hoofdzaken meegekregen. Je hebt zijn onuitstaanbare, egocentrische moeder, heel links zoals de tijdgeest van de jaren zeventig dat dicteerde, maar in wezen iemand die bemoei- en bedilzucht, zedenmeesterij en verlangen naar exotiek verwart met engagement (inderdáád, hoe raadt u het zo: op zeker ogenblik verdwijnt ze voor een poosje naar Latijns-Amerika). Je hebt zijn weinig minder onuitstaanbare dochter Lauren, ‘de eeuwig verongelijkte Lau’, die met de verbluffende arrogantie, en het zelfmedelijden, van een bepaald slag twintigers vindt dat Wilenski’s generatie, hij zelf persoonlijk beslist niet uitgezonderd, alles verkeerd heeft gedaan en de wereld drastisch heeft verkloot.
 
En dan is er ook nog Toms joodse, maar niet gelovige vader Boris, afkomstig uit de destijds uitermate deprimerende maar nog altijd wel reëel existerende Sovjet-Unie en dus iemand die je niet met te veel Marx aan boord moet komen, overigens zonder in het minst in een rechtse reactionair te zijn veranderd: hij heeft nog gestudeerd bij de Poolse antitotalitaire filosoof en ideeënhistoricus Leszek Kołakowski, en je kunt moeilijk anders zeggen dan dat hij volstrekt redelijk klinkt, de paar maal dat hij sprekend wordt opgevoerd. Net zoals Tom zelf trouwens, die aan de wérkelijk progressieve ideeën uit de seventies is blijven vasthouden en dan ook door alle ontwaakten die in dit boek op zijn pad komen, voor op zijn minst een halve fascist wordt gehouden – het geeft De Moor een paar maal amusant venijn in de pen. Het stond dus in de sterren geschreven dat het huwelijk van zijn ouders op een scheiding zou uitdraaien – dat zijn moeder, uiteráárd, al snel aan de bezeten geobsedeerdheid door Israël ten prooi viel die tot de huidige dag grote delen van westers uiterst links teistert, zou dat proces alleen maar versnellen.
 
Maar net als je denkt, oké, De Moor tekent hier, niet heel subtiel trouwens, het portret van een bepaald soort vervelende mensen, slaat het verhaal helemaal om. (Het portret namelijk van mensen die nooit twijfelen, met overtuigingen van staal en beton, en als bepaalde feiten die overtuigingen tot op niets gebaseerde lariekoek dreigen te doen verbleken, dan worden die feiten óf weggeredeneerd, óf ijskoud ontkend. Het ideologische machtswoord luidt bijvoorbeeld dat vluchtelingen, excuus, evacués niks verkeerds kúnnen doen, en doen ze tóch wat verkeerds – de scheepsarts van het vrouwenschip wordt verkracht –, dan is het op de een of andere manier niettemin nooit hun schuld, maar die van de samenleving waar ze uit voortkomen, of anders wel van de hen ontvangende westerse samenleving.)
 
Die, laten we zeggen, fantastische of gehallucineerde omslag (nee, geen details; dat De schoft begint als een realistische roman maar eindigt als een soort parabel zal hier moeten volstaan) sluit qua toon enigszins aan bij de, cursief gezette, mythologische vignetten over godinnen en vrouwelijke heiligen (die laatste uit de middeleeuwse Legenda aurea van Jacobus de Voragine) die her en der door de tekst zijn gestrooid. Die hebben bijna allemaal gemeen dat ze gaan over het lichamelijke geweld dat vrouwen is aangedaan die zich niet wilden onderwerpen. Sint-Agatha van Sicilië bijvoorbeeld, in de derde eeuw geboren in Catania, werd tijdens de zoveelste Romeinse christenvervolging barbaars gemarteld omdat ze haar geloof niet wilde afzweren: haar beide borsten werden afgesneden (afgehakt, met gloeiende tangen van haar lijf gescheurd… De sadomasochistisch geprikkelde verbeelding van (mannelijke) vertellers en kunstenaars heeft zich hier zeer levendig en creatief in betoond; het bekende schilderij van Zurbarán, dat ook voor het omslag van deze roman is gebruikt, is overigens juist heel ingetogen en welhaast ongewild komisch: het lijken wel twee puddingen die de heilige daar op een zilveren schaal aandraagt).
 
Dat is ook het punt waarop De Moor mij als lezer toch een beetje kwijtraakt. Geweld tegen vrouwen aan de kaak stellen: volstrekt niets verkeerd mee. Idem idem met de vluchtelingenellende rondom en op de Middellandse Zee en met de ideologische starheid en verblinding van sommige mensen – de zeer tot’ Prinzipienreiterei geneigde en dan ook Duitse kapitein van het schip bestaat het op zeker ogenblik deze stuitende uitspraak te doen: ‘Niet alle revoluties zijn gewelddadig. Die in Iran in 1979 is vreedzaam verlopen. Daar is het goed gegaan.’ Wat mij evenwel ontgaat, is het verband tussen deze drie thema’s.  
 
Ja, die verkrachting (die vervolgens overigens door de betrokken vrouwen zelf, de arts en de kapitein, ontkend wordt): uiteraard is dat een gewelddaad, maar voor zover er in het boek überhaupt van dreiging sprake is die van de geredde vluchtelingen, allemaal moslims, zou uitgaan, wordt gesuggereerd dat die tegen Tom Wilenski is gericht, en nadrukkelijk niet tegen de vrouwelijke scheepsbemanning. Ook de massale, miljoenenvoudige verkrachtingsgolf die samen met het Rode Leger in 1945 over Midden-Europa spoelde (en zelfs vrouwelijke overlevenden van de kampen niet spaarde...) is in de roman gemonteerd, via herinneringen van Toms Oekraïense vader, en ook de huidige oorlog in Oekraïne komt om die zelfde reden nog aan de orde, maar in alle eerlijkheid: ik kan geen dwingende samenhang tussen de verschillende verhaalelementen ontdekken. Het is beslist geen straf deze roman te lezen, maar erg beklijvend vind ik hem niet.
 
(En hij had een nog net iets zorgvuldiger redactie kunnen gebruiken. ‘Brussel Midi’ bestaat niet: het is óf ‘Brussel-Zuid’ óf ‘Bruxelles-Midi’, mét koppelteken trouwens. Het is ‘duizend keer zoveel als’, niet ‘… zoveel dan’, en een tekst die wordt overgeschreven is echt iets anders dan een tekst die wordt overschreven. En was Jezus niet ‘de meest mannelijkste vent’? Allicht niet, nee. Cassatina d’Agatha? Nee, die gebakjes die op Sicilië en elders gebakken worden ter ere van de heilige heten, als het meervoud wordt bedoeld, toch echt cassatine di Agata (of beter: di Sant’Agata). En die graaf van Alexandre Dumas was van Monte-Cristo, niet Monte Christo. Ach ja.)
 
Al moet gezegd dat het motto (uit Lampedusa’s Tijgerkat) werkelijk zeer goed gekozen is:
 
‘Dit alles zou niet zo mogen blijven, maar het blijft zo voorgoed, wat de mens “voorgoed” noemt, welteverstaan: een eeuw, twee eeuwen... Daarna zal het anders zijn, maar erger. Wij waren de tijgerkatten, de leeuwen. Zij die onze plaats innemen zullen de jakhalzen zijn, de hyena’s. En wij allemaal, tijgerkatten, jakhalzen en hyena’s, beschouwen onszelf als het zout der aarde.’
 
Marente de Moor: De schoft, Querido, Amsterdam 2023, 221 p. ISBN 9789021475530. Distributie L&M Books

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri