De kinderen van Barrøy is
deel vier van Roy Jacobsens epos over het Noorse eilandje Barrøy, waarvan in
2020 het eerste deel De onzichtbaren, verscheen. Wereldoorlog
Twee is al een poosje voorbij en op Barrøy gaat het leven weer min of meer zijn
gebruikelijke, vooroorlogse gang. Het eiland telt zelfs een recordaantal
bewoners: veertien. Daar komt nog eentje bij wanneer Ingrid de vijfjarige
Mathias onder haar hoede neemt nadat zijn vader op zee is verdwenen. Al snel is
de jongen als een zoon voor haar, en als een broer voor dochter Kaya. Terwijl de
samenleving op het vasteland in sneltreinvaart verandert en moderniseert, lijkt
op Barrøy de tijd stil te staan. Maar in Ingrid groeit een onrust. Sinds ze
moeder is, beseft ze hoe kwetsbaar en vergankelijk het leven is. Ergens heeft
ze altijd al geweten dat op een dag het noodlot toe zou slaan.
In de vorige twee Barrøy-boeken,
Witte zee
en Ogen
van de Riegel)was het de oorlog die Ingrid naar het vasteland dreef,
waardoor haar nauwe eilandperspectief noodgedwongen werd opengebroken. En hoezeer
Ingrid ook een eilandbewoner is in hart en nieren, het veranderde haar op een
onomkeerbare manier. Het veranderde ook het contact tussen Barrøy en de
buitenwereld. Zo is er Mariann, de
vriendin uit Trondheim die Ingrid leerde kennen tijdens de zoektocht naar
Russische krijgsgevangene Alexander. Zij schrijft Ingrid nog steeds brieven
over haar leven in de stad, en gebruikt woorden die Ingrids beperkte
eilandervocabulaire te boven gaan, maar haar wel fascineren. Brieven zijn
belangrijk geworden voor Ingrid. Ze lijken een veilige manier om op haar eigen
tempo contact te maken met de buitenwereld.
Net als voorheen is het ook nu de
taal die de complexe verhouding tussen Barrøy en de rest van de wereld zichtbaar
maakt. Als vanouds hebben de zwijgzame eilanders bij hun dagelijkse bezigheden
aan een half woord (of minder) genoeg. Wanneer ze over complexere dingen
praten, zoals gevoelens of de wereld buiten Barrøy, vallen er stiltes en wordt
het heel moeilijk om elkaar te begrijpen. De buitenwereld is voor hen een
wonderlijk (of beangstigend) amalgaam van vreemde woorden, accenten, stijlen en
registers. Bij de intelligente Ingrid brengt dat iets teweeg. Ze leert stilaan dat
zaken als woordkeuze en register belangrijk kunnen zijn, bijvoorbeeld wanneer
je met de gemeente onderhandelt over de prijs van een stuk grond. Het leidt ook
weleens tot grappige situaties. Zo kijkt de belezen, in de moderne theologie
geschoolde dominee Ingrid vreemd aan wanneer ze een ‘ongebruikelijk’ woord
gebruikt: ‘Ingrid beseft dat ze het woord ‘behouden’ niet had moeten gebruiken,
dat zijn de woorden van de dominee’.
De verteller, die net als in Ogen
van de Rigel een eigen stem en perspectief heeft dat nogal van dat van de
personages kan afwijken, zet de talenclash nog meer in de verf. Hij vult
woorden in waar personages zelf niet opkomen (‘Toen wist Johannes niks zinnigs
meer te vragen, zoals bijvoorbeeld: waarom niet?’) en ontvouwt de complexe
betekenissen die er achter iemands stilzwijgen of een simpel gebaar zouden
kunnen schuilgaan. Hij vat gesprekken samen in een stijl die met geen
mogelijkheid aansluit bij die van de gespreksvoerders zelf, zoals de roddelende
oude viswijven die ‘insinueren dat het woord waarheid nauwelijks het eerste was
wat bij je opkwam als je naar de gedegradeerde koopmansdochter Storm en haar
zoon Mattis keek’.
De mogelijkheden en tekortkomingen van taal worden helemaal op scherp
gezet wanneer er iets verschrikkelijks gebeurt en de eilandbewoners in diepe
rouw worden gedompeld. Op zo’n moment schieten woorden schromelijk tekort,
getuige de zorgvuldig samengestelde preek van de belezen dominee die bij
niemand beklijft. Wat de mensen wél raakt zijn de oprechte tranen die tijdens
het preken over zijn wangen rollen. Omgekeerd voelt de vrijwel volledige
afwezigheid van taal voor verdriet en rouw op het eiland enorm verstikkend aan.
Ingrid beseft dat ze zich bij deze tragedie maar aan één strohalm kan
vastklampen: ‘verbergen wat er in haar omging, voor iedereen, anders zouden zij
er ook onderdoor gaan’. En toch gaat er iemand onderdoor. Het is onwezenlijk hoeveel
verdriet er in de laatste hoofdstukken van dit boek wordt opgeroepen zonder dat
er woorden aan gegeven worden. Het maakt De kinderen van Barrøy met
voorsprong het droevigste, meest beklijvende en misschien ook wel mooiste boek
uit het Barrøy-epos.
Roy Jacobsen: De kinderen van
Barrøy, De Bezige Bij, Amsterdam 2023, 284 p. ISBN 9789403116228. Vertaling
van Bare en mor door Paula Stevens. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan