In het nieuwe boek van Esther Kinsky uit de
Duitse prozaïste, dichteres en vertaalster haar bezorgdheid over de
verdwijnende waardering voor de cinema. Haar voornaamste klacht: het bioscoopbezoek
is geen collectieve ervaring meer. Films en series worden in onze tijd vooral
in een privéomgeving of op een privéscherm(pje) geconsumeerd. Bioscoopzalen
zijn vervallen tot ordinaire vreetschuren waar de film bijzaak lijkt en zijn
slechts een schim van de droomportalen die ze ooit waren. Wat gebeurt er met
onze universele naar schoonheid speurende blik, als we die niet meer gezamenlijk
kunnen loslaten op het lichtende scherm in die ‘mythische kijkruimte’ – als we
zelfs die intieme kijksensatie in het donker al niet meer kunnen delen?
Het boek begint met
een nogal pathetisch motto van John Cassavetes: ‘There is something important
in people, something that’s dying – the senses, a universal thing. […] We are
dying of sadness. The whole world is dying of sadness’. Het citaat is tekenend
voor de rest van het boek, dat hier en daar een haast apocalyptische sfeer
ademt. Kinsky ziet in de teloorgaande bioscoopervaring het einde van de beschaving
en lijkt het te menen. Naarmate de lezer verder geraakt in het boek, begint
Kinsky’s toon steeds meer te storen: de vertelster komt vooral over als een
vrouw op leeftijd, die geen enkele voeling meer heeft met haar tijd en ieder
moment de zondvloed verwacht. Ontgaat het Kinsky bijvoorbeeld dat er in de
meeste grote steden allang cinemahuizen zijn opgericht waar frisdrank en
popcorn wordt geweerd en men expliciet inzet op de authentieke bioscoopervaring
die zij zo hopeloos verloren waant?
Op de kaft staat vermeld dat het
boek een roman is, maar het heeft hier en daar meer weg van een essay. Op zich
is die subtiele versmelting van genres aangenaam, ware het niet dat de plot van
het romangedeelte (de vertelster probeert met enkele vrienden een oude bioscoop
in een Hongaars dorp nieuw leven in te blazen) behoorlijk dunnetjes is
uitgewerkt, met vlakke personages die weinig interessants zeggen of doen. Ook
de vertelster zelf verliest zich soms in al te slaapverwekkende gedachten,
zoals wanneer ze beschrijft hoe ze zich probeert te herinneren of de Hongaarse
meester van de slow cinema Béla Tarr een snor heeft of niet, om zich vervolgens
nog af te vragen waarom ze die vraag eigenlijk zo belangrijk vindt.
Een troef van het boek is dat Kinsky boeiend en liefdevol
weet te schrijven over het technisch vakmanschap dat vroeger de boel draaiende
hield achter de schermen van de cinema. Daarnaast is Verder kijken helaas
een ietwat saaie en humorloze roman, met enkele aardige nostalgische passages
en vakkundig beschreven natuurtaferelen (Kinsky’s specialiteit), die het boek
echter niet weten te redden.
Esther Kinsky: Verder
kijken, Pluim, Amsterdam 2023. 210 p. ISBN 9789493304666. Vertaling van Weiter
sehen door José Rijnaarts. Distributie De Wolken
deze pagina printen of opslaan