Jos Vos’
magistrale vertaling van een groots Haiku-oeuvre
Vijfentwintig jaar
lang werkte vertaler Jos Vos (°1960, Genk) naar eigen zeggen aan het imposante
poëtische verzamelwerk Matsuo Basho: Verzamelde haiku’s van de Japanse
dichter Matsuo Basho (1644-1694), dat zopas verscheen. In het voorjaar
verscheen al een smaakmaker (Laat alle bloesems in lachen uitbarsten – Athenaeum
2023), maar nu is er het volledige werk: een totaal van 975 chronologisch
geordende hokku, nu en dan geïntroduceerd aan de hand van de
bijbehorende haiban (proza schets) als de vertaler zulks aangewezen vond
om de verzen van de grote dichter Basho beter te begrijpen.
Misschien moet om te beginnen
eerst dieper worden ingegaan op de terminologie. Jos Vos verkiest de term ‘hokku’
boven het ingeburgerde ‘haiku’ om de compacte dichtvorm met een opeenvolging
van 5+7+5 lettergrepen aan te duiden. Dit omdat de term ‘haiku’, die wij
vandaag op deze dichtvorm plakken, pas vanaf het einde van de negentiende eeuw
gebruikt werd – voor het eerst door de dichter Masaoka Shiki. De hokku is
oorspronkelijk het openingsvers van een cyclus ketting gedichten die vaak door
een groep van dichters geschreven werden – ieder borduurde verder op de verzen
van zijn voorganger. Vos verklaart het poëtische genre van de hokku en plaatst
het in de traditie van de ‘kasen’ (het bovenvermelde kettinggedicht
bestaande uit zesendertig schakels); hij verwijst hierbij ook naar de
invloedrijke anthologie Sarumino, die Basho nog bij leven zag
verschijnen over zijn werk (1691). Trouwens, Basho nam hierin ook kettingverzen
van zijn discipelen op, wat opnieuw aantoont dat dichten een gemeenschappelijke
activiteit was, die niet zonder de ander kon bestaan.
Met Matsuo Basho: Verzamelde
haiku’s heeft Vos een magistraal werk afgeleverd in een mooi verzorgde
bundel. Het boek bevat landkaarten, register-op-eerste-vers, een verklarende
woordenlijst, een reisbeschrijving van de tochten die Basho door het land
ondernam én een heldere inleiding. Je kan blijven lezen, bladeren, nadenken;
steeds zal je verrast worden door de rijkdom van de taal, de humor en de
eloquente vertaling. Jos Vos, eigenlijk germanist van opleiding, was winnaar
van de prestigieuze Filter-vertaalprijs in 2019 voor zijn Nederlandstalige
versie van Sei Shonagons Hoofdkussenboek. Na vele jaren van studie en leven in Japan, werd hij docent in Oxford.
Daarbij specialiseerde hij zich in het vertalen van klassieke werken uit de
Japanse literatuur zoals Het verhaal van Genji, De val van de Taira en Kenko’s De kunst van het nietsdoen, naast een enkele uitstap naar modernere
romans als Tanizaki’s Brug der Dromen (De Bezige Bij 2017) en In de
Misosoep (De Arbeiderspers 2005) van Ryu Murakami. Van Matsuo Basho
verschenen in de reeks Privé-domein dan weer al eerder Vos’ vertalingen De
herfstwind dringt door merg en been (2001) en De Smalle Weg naar het
Verre Noorden (2006). Daarnaast compileerde hij de toonaangevende
anthologie van Japanse dichtkunst Eeuwige reizigers: een bloemlezing van
klassieke Japanse literatuur (2008). Zijn recente Matsuo Basho:
Verzamelde haiku’s zal zonder twijfel uitgroeien tot een nieuw
standaardwerk in het Nederlandse taalgebied wat betreft de geschriften van
Matsuo Basho.
In
de inleiding verklaart de vertaler het belang van de dichter. Vos haalt hem uit
de mysterieuze nevelen waarin hij door critici maar al te graag wordt geplaatst.
Nee, zo stelt Vos, Basho is niet hoogdravend, noch wikkelt hij zich uitsluitend
in religieuze zensferen. Aan de hand van citaten uit het werk van Basho toont
Vos aan dat de dichter evenveel boeddhist is als zijn tijdgenoten. De poëet is
een (reizende) mens tussen de mensen, die middels verwijzingen naar
maatschappij en literaire klassieken van vóór zijn tijd, eerder een soort
opvoeder is die zijn tijdgenoten wil onderwijzen over de essentiële verzen en
gebeurtenissen uit hun geschiedenis. Wel blijkt steeds maar weer het belang van
de natuur bij Basho. Hij verwijst graag en veel naar flora en fauna. Basho laat
zich daartoe inspireren door de Kokinshu, een werk waarin bepaalde
elementen aan de seizoenen gelieerd zijn. Die Kokinshu dateert trouwens
uit de Heian-periode (794-1185)
en geldt als een van de hoofdwerken uit de Japanse klassieke literatuur.
Wanneer pampasgras en bedauwde hagi vernoemd worden, bijvoorbeeld, moet
je weten dat het najaar aangebroken is. Zijn de huizen versierd met de
moerasplant kalmoes, dan situeert het gedicht zich al in de vijfde maand van
het jaar; hoor je het geluid van de kleine koekoek (de hototogisu), dan
weet je dat de zomer in aantocht is. De ook in Japan graag gegeten bonitovis
wordt dan weer typisch geassocieerd met de zomer.
Voor een goed begrip verklaart
Jos Vos in zijn inleiding het belang van seizoenen en context van de 17-lettergrepige
gedichten. Hierbij verwijst hij veelvuldig naar andere prominente dichtbundels
als Berg en water (over klassieke Chinese
landschapsgedichten) van Silvia Marijnissen. Immers, de gedichten van
grootheden uit de Chinese literatuur als Su Dongpo en Du Fu blijken een grote
invloed op Basho te hebben uitgeoefend. Een letterlijke verwijzing naar een
gedicht van die Su Dongpo vinden we in Basho’s prozawerk De Smalle weg naar
het Hoge Noorden (Altamira 1994). Matsushima noemt hij 'veruit de
mooiste plek van Japan (die) niet ten onder (doet) voor Dongting of het
Westmeer. Het hele landschap is onbeschrijflijk- als een mooie vrouw die haar
gezicht opmaakt.’ Su Dongpo formuleerde het in 1073 aldus: ‘het Westmeer met Xi
Shi (te) kunnen vergelijken: Even charmant met zware als lichte make-up.’
Naar het einde
van Basho’s leven werd de toon van zijn werk lichter. Zo zijn Basho’s verzen
soms een persiflage op een beroemd theaterstuk uit de No-traditie. De verzen
‘Hoog uit de boom / dwarrelde vergeefs een leeg / cicadenschild’ verwijzen naar
Sakuragawa, waarin een moeder op zoek gaat naar haar zoon. Daar komt
namelijk een scène in voor waarbij de moeder de vallende kersenbloemblaadjes
met een visnetje uit de rivier probeert te redden. Zij zegt dat ze ze niet
verloren kan zien gaan, aangezien ze voor haar verbonden zijn met haar zoon (sakura
is trouwens Japanse woord voor kersenbloesem – haar zoon heet dan ook
Sakurago: kind van de kersenbloesem).
Dan weer haalt Basho Zhuang Zhou
aan, de Chinese taoïstische filosoof uit de vierde eeuw voor onze tijdrekening.
In zijn befaamdste gedicht droomt die dichter over een vlinder, en bij het
ontwaken vraagt hij zich af of hij nu een vlinder is die droomt dat hij Zhuang
Zhou is of Zhuang Zhou die over een vlinder droomde. In Basho’s woorden: ‘Is
die struikzanger / de ziel van een lieflijke wild / die in slaap is gevallen?’
Het mooie is
dat Jos Vos de originele teksten van de hokku in het Japans opnam in zijn
anthologie; bij de vertaling in het Nederlands geeft hij tevens
verklaringen, en hier en daar gaat hij zelfs dieper in op zijn eigen keuze voor
de frasering in het Nederlands. Zo legt Vos bijvoorbeeld uit waarom hij in ‘hokku
250’, geschreven tijdens Basho’s verblijf in de provincie Kai, koos voor de
bewoording ‘mijn fiere ros ‘ ter vertaling van het Japanse ‘koma’ – ook
blijken de Japanse karakters niet alledaags en veeleer een poëtische variant
van het begrip paard te zijn.
Het beroemdste en meest geciteerde gedicht van Matsuo Basho
is wellicht ‘De oude vijver / een kikvors spring erin / de klank van water’.
Jos Vos gaat dieper in op de verschillende vertalingen van het gedicht die
doorheen de geschiedenis gepubliceerd zijn en verantwoordt zijn eigen
woordkeuze door middel van verwijzingen naar de geschiedenis van kanji en
culturele verwijzingen. We krijgen aldus een boeiende blik op de werkwijze van
en het denkproces van de vertaler.
De onderhavige uitgave is dus op vele vlakken (cultureel,
taalkundig en wetenschappelijk) zeer waardevol. Voor zij die Japans (een
beetje) machtig zijn levert de tweetalige versie van de gedichten bovendien
puzzelplezier boven op. Ook de jongste uitgave van Jos Vos is dus weeral
een onmisbaar kleinood voor iedereen die meer wil lezen over Japanse dichtkunst
en die geraakt wil worden door de eruditie en de bevlogenheid van de vertaler.
Matsuo Basho:
Verzamelde haiku’s, Athenaeum, Amsterdam 2023, 416 p. ISBN 9789025316501.
Vertaling uit het Japans door Jos Vos. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan