‘Soms heb ik
het gevoel dat er van me verwacht wordt dat ik al balancerend op een eenwieler
jongleer met messen en vlammende kegels, terwijl ik ondertussen nog op een
mondharmonica speel, zonder ook maar iets te laten vallen’, beschrijft Astrid
(31). (Katrin Swartenbroux, ‘Hoe oudste dochters de feestdagen redden’, De
Morgen, 13.12.2023)
In december verscheen er een artikel in De Morgen
over hoe ‘oudste dochters de feestdagen redden’. Het was een luchtig stukje, zo
net voor de feestdagen, maar als oudste dochter (van een oudste dochter nog
wel) voelde ik me enigszins aangesproken. Het ‘Eldest Daughter Syndrome’ is
uiteraard geen echte diagnose. En hoewel er blijkbaar maar weinig tot geen
wetenschappelijke bronnen zijn die bevestigen dat er daadwerkelijk een verschil
zou zijn tussen een oudste, tweede, derde of tiende kind of dochter, kan ik beamen
dat het een vrij breed gedeelde ervaring is tussen fellow oudste
dochters. ‘[Het] maatschappelijk perspectief op de oudste dochter [lijkt] ook
daadwerkelijk Oudste Dochters, met hoofdletters en bijhorende kopzorgen, voort
te brengen. De ondankbare rol als selffulfilling prophecy.’ (De Morgen)
Op de oudste,
jongen of meisje, zijn de blikken scherp gericht. Ze zijn als het ware een
prototype, een eerste probeersel. Ze worden nauwlettend in de gaten gehouden
bij hoe ze hun eerste stapjes zetten, woordjes zeggen, niet te veel ei eten en
zeker niet te weinig groenten. Ze worden vrijwel altijd overschat als het
neerkomt op hun emotionele ‘beheersing’, terwijl een jongste kind een ‘klein meisje’
of ‘klein jongetje’ blijft.
De verantwoordelijkheid die je mee krijgt als oudste dochter
(goed bedoeld en met oeverloos veel liefde, trouwens) is niet min. Je moet het
goede voorbeeld geven, flink zijn, niet wenen, doorzetten, je plan leren trekken
en vooral je ouders niet teleur stellen. Als volwassene moet je je eigen pijn
verbijten, want jij kan dat toch? Jij kan je plan toch trekken, jij geeft niet
snel op… Een kleine zus blijft altijd een kleine zus. En een moeder die snakt
naar een moeder zoekt een klankbord bij – haar dochter. Zorgen voor stopt
nooit.
‘Moederlief
wat vind ik het moeilijk om hier verder te gaan. Je hebt me geleerd dat
uitspreken wat ik denk of voel jou kan kwetsen.’
Deze zin sloeg, als zoveel
andere zinnen, in als een bom, met de volle kracht van zijn waarheid. Misschien
omdat harde woorden uit de mond van een eerstgeborene er harder op inhakken dan
die van een jongste kind. Het prototype doet namelijk iets wat je niet
verwachtte. De reactie van moeders is navenant, het schuldgevoel en de schaamte
van dochters exponentieel veel groter. Een moeder-dochterrelatie is nooit
evident. Het is een dans van aantrekken en afstoten, van elkaar nodig
hebben maar soms ook een solo willen doen, van kwetsen en omarmen. Een dans
waar zusterloze partners verwonderd naar kijken.
Caro Van Thuyne geeft in de autofictie
Bloedzang prachtige woorden aan die broze band. De moeder heeft na
een hersenbloeding haar taal verloren, de dochter doet heilloze pogingen
om de communicatie in stand te houden en rakelt herinneringen op, sommige mooi
en grappig, andere zo pijnlijk dat ze je raken tot in het diepst van je
dochter- en moederzijn. Ze fileert haar eigen gevoelens en die van haar
moeder, maar met zoveel mededogen en poging tot begrip. Ze laat zich daarbij
bijstaan door heel wat kunstenaars en auteurs die hun relatie met hun moeder
probeerden te vatten in een theoretisch, literair of beeldend werk.
Het is aanvankelijk wat wennen aan de afwisseling tussen rauwe rouw en
literaire oerkracht enerzijds en de theoretischere stukken anderzijds. Maar ze
doen deugd. Lezen over het hermeneutisch onrecht, ‘als je door waar en wanneer
en in welk midden je geboren wordt en leeft geen denkkaders leert om je eigen
ervaringen te begrijpen’, was op een manier geruststellend. Het leert ons
onszelf en onze (groot)moeders beter begrijpen. De theoretische stukken maken,
in combinatie met de wondermooie poëtische natuurobservaties, lezen over het
nakende verlies van de moeder draaglijk.
En toch. Het is moeilijk om uit
een geërfd moeder- en dochterbeeld te treden. Er zijn heel wat eigenschappen
waarop moeders en dochters ook best trots mogen zijn. Ze gaan niet enkel gebukt
onder verpletterende verantwoordelijkheden. Er zit een kracht in hen die
verpletterend sterk is. Bloedzang blijft soms iets te veel hangen in het
‘onvermijdelijke’ en ‘onontkoombare’ lot van de oudste dochter. Maar de kracht
van Van Thuynes veelzijdige literaire stijl en de oeverloze liefde die van de
pagina’s stroomt, maakt dat allemaal goed. Dank voor deze heerlijke ode aan
moeders en dochters.
Caro Van Thuyne: Bloedzang, Koppernik,
Amsterdam 2023, 426 p. ISBN 9789083323954. Distributie De Wolken
deze pagina printen of opslaan