Letterkunde

BOEKEN NR. 8, OKTOBER 2024

Jos Borré: Thuiskomen. Leven en werk van Walter van den Broeck.

door Jooris van Hulle

Op 5 februari 2024 overleed Walter van den Broeck op 82-jarige leeftijd. Hij werd geboren op 28 maart 1941 in een arbeiderswijk in Sint-Jozef-Olen. Volgens Jos Borré, die eerder al een monografie wijdde aan Van den Broeck en binnen ons taalgebied zonder meer als dé kenner van het oeuvre van de auteur kan worden beschouwd, heeft de biografie van Van den Broeck ‘een lange voorgeschiedenis, waarin vooral het avontuurlijke leven van zijn grootvader Peter Jules richting heeft gegeven aan dat van zijn nakomelingen.’  Van den Broeck somde zelf al zijn (bekende) voorvaderen op in Aantekeningen van een stambewaarder (1977).  

Borré situeert, analyseert en evalueert de roman in het openingshoofdstuk van zijn biografie en legt meteen zijn aanpak bloot: Thuiskomen is geen biografie in de klassieke zin van het woord, geen louter chronologisch opgezet geheel van feitelijke gegevens, maar een benadering van leven en werk vanuit de basisgedachte dat het engagement van Van den Broeck altijd ingebed is geweest in ‘een weloverwogen literaire reflectie over hoe een auteur met de werkelijkheid kan of moet omspringen en welke invloed literaire werken kunnen hebben op de samenleving; met andere woorden: welke rol de schrijver heeft in de maatschappij waarin hij omgaat.’ Minutieus, gedocumenteerd tot in de kleinste details legt Borré de lijnen bloot waarop het oeuvre van Van den Broeck tot stand is gekomen.
 
Niet enkel de bekende werken (Borré heeft het over ‘uitschieters’) komen aan bod (van Brief aan Boudewijn tot Groenten uit Balen en de cyclus Het beleg van Laken), maar even goed teksten die werden teruggevonden in het archief van de auteur in het Letterenhuis in Antwerpen en die voor zover bekend niet aan een uitgever werden aangeboden. En verder heeft Borré het over totaal ‘vergeten’ publicaties: ‘Een haast onvindbaar geworden kleinood verschijnt in 2002: de vertaling van Bruine morgen van de Franse schrijver Franck Pavloff, nauwelijks tien bladzijden lang.’, een tekst waarin weer het engagement duidelijk wordt, zoals aangestipt in de flaptekst: ‘Beseffen wij wel genoeg waar onze kleine lafheden ons naartoe dreigen te leiden?’
 
Over deze en andere drijfveren die Walter van den Broeck tot schrijver hebben gemaakt, citeert Jos Borré uit de (overtalrijke) interviews die de auteur in de loop van een schrijversloopbaan van pakweg een halve eeuw heeft gegeven. Over het beroemde ‘Hebban olla vogala’ onder meer, het vers dat zijn leraar Nederlands op een dag op het bord schreef:
 
‘dat ik plots ging inzien wat schrijven precies betekent, namelijk het overwinnen van tijd en ruimte. […] Dat vond ik een hele ervaring. Ze ligt aan de basis van mijn schrijverschap.’
 
Ook aan de medewerking van Walter van den Broeck aan het tijdschrift Heibel en de relatie met mede-initiatiefnemers ervan, Frans Depeuter en Robin Hannelore, wordt ruim aandacht besteed. Daar heeft Van den Broeck het onder meer gehad over het belang van de literaire kritiek, met als basisidee hier: ‘Lezen is een roerende, opslorpende maar ook individuele totaalbelevenis, en de criticus mag zijn leeservaring niet opdringen aan andere lezers.’ Nadrukkelijk heeft Borré het over het ‘zwarte jaar’ 1986, met de perikelen in de uitgeverswereld en de rol die Julien Weverbergh hierin speelde, het faillissement van De Morgen en de erop volgende reddingsoperatie.
 
In zijn benadering van het brede oeuvre van Van den Broeck – van romans tot essays, toneelwerken en vertalingen – ziet Borré als rode draad het verlangen om thuis te komen. Van den Broeck daarover: ‘Al schrijvend ben ik toch tot de essentie gekomen. Het gevoel van: ik ben thuisgekomen. Nu kan in eindelijk beginnen met schrijven.’ In ‘Thuiskomen’, het hoofdstuk waarmee de biografie wordt afgerond, vat Borré het schrijverschap van Van den Broeck als volgt samen:
 
‘Zijn uiteindelijke (utopische) doel blijkt dan het ontwerp, de creatie en de realisering van een samenleving die voor iedereen goed aanvoelt, doordat er harmonie is gerealiseerd in het grote samenspel van tegenstrijdigheden. Op zeldzame ogenblikken daalt er zo’n gevoel van verwezenlijking in zijn geschriften neer en dan benoemt hij het als ‘thuiskomen’: de opheffing van het gevoel ontheemd te zijn.’
 
En even daarvoor luidt het: ‘Dat is wat hij in zijn werk heeft gedaan: het verleden en het heden van een kleine gemeenschap opslaan in het literaire geheugen om de eigenheid ervan te behouden, en nagaan wat hij daarin als individu geweest is.’
 
Met Thuiskomen heeft Jos Borré een werkstuk afgeleverd dat een van de belangrijkste auteurs van de voorbije decennia eer aandoet en hoe dan ook bepalend is voor de verdere bestudering van zijn ongemeen rijke oeuvre.
 
Jos Borré: Thuiskomen, Pelckmans, Kalmthout 2024, 374 p. ISBN 9789464342284. Distributie Pelckmans Uitgevers

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri