In de nieuwe, zesde,
dichtbundel van Kees Klok (1951) is het besef van het voortschrijden van de
tijd zachtaardig en berustend binnen geslopen. Voor je het weet is de
titel van een beknopte selectie gedichten die van de lezer vraagt dat hij even
de pas inhoudt voordat hij verder gaat in de jachtigheid van alle dag.
Dat het besef van
eindigheid in het levensgevoel van ouderen steeds meer een plek inneemt, wordt door
Klok niet benauwend of al te mijmerend in gedichten verwerkt. Wat nu eenmaal zo
is, zal hij niet wegduwen, maar wel op een lichte manier benoemen. Zoals ook in
zijn proza spelen humor en een goed gedoseerde afkeer van sociale en politieke
correctheid een licht ontregelende rol. De schrijvende mens moet zich immers niet
voortdurend serieus nemen.
Ook Klok ontkomt niet aan een dominante proza-invloed in
zijn poëzie. Sommige gedichten zijn in feite als gedicht vermomde kleine
verhalen. Toch overtuigt Voor je het weet als gedichtenbundel. Dat komt
door de subtiele ‘draai’ naar poëzie die zeker in een aantal verzen verrast. Vaste
onderwerpen in Kloks oeuvre zijn Griekenland, de herinnering aan Stella (Kloks
overleden Griekse echtgenote) en zijn geboorte- en woonplaats Dordrecht.
‘Stella
Wat altijd zou moeten blijven:
café O Glykis, Athene,
O Prigipos, Thessaloniki en
Baraka en Odysseas,
natuurlijk Ta Therma op Samothraki,
Visser in Dordrecht, Costa d’ Oro en
onbenoembaar
veel meer,
maar vooral de herinnering
aan jou, zodat
je nooit meer
dood zult gaan.’
Soms is het exact beschrijven van
de werkelijkheid niet genoeg als het om een doorvoeld verleden gaat. Dan komt
het transcendente in een gedicht naar voren.
‘Stille kamers
Vanavond was de avond
van de dode dichters.
Je hebt er zo langzamerhand
heel wat gekend.
Ze zwerven met hun boeken
door je huis, soms
zie je,
als het stil is, een van hun
schaduwen op de
gang.
[…]’
Onder meer aan
dit soort passages merk je dat Klok vatbaar is voor de sfeer van het werk van Konstantinos
Kaváfis (1863-1933), een van de grootste Griekstalige dichters. Griekenlandkenner
Klok heeft veel voetstappen liggen in Thessaloniki. Zijn echtgenote was
afkomstig uit deze Noord Griekse stad aan de Egeïsche zee en hij heeft er een
woning gehad. Hij bezoekt de stad daarom nog frequent. Waar het vervlogene en
de weemoed de ruimte vullen, is poëzie bij uitstek het middel om iets van het
onuitspreekbare gevoel vast te leggen. De glans op een karafje kan dan zomaar
leiden tot een subtiel droombeeld.
‘Voor je het weet
Voor je het weet heb je
alweer
zo’n blinkend karafje besteld.
Ach, de regen druppelt nog wel
even na en
het meisje dat bedient, tja die doet je denken
aan vervlogen tijden
toen de Turken hier de dienst
uitmaakten en daarvoor de keizers
van Byzantium
met
hun voorliefde voor de meisjes van Thessaloniki,
de nimfen uit het
noorden.
Laat
het nog even regenen, laat
de karafjes nog even blinken.’
Kees Klok: Voor je het weet, Liverse, Dordrecht 2024, 35 p.
ISBN 9789492519825
deze pagina printen of opslaan