Dit is een roman over vier generaties van
Palestijnen tussen de Nakba, de succesrijke verdrijving van de meerderheid van
de Palestijnen door de Zionisten nog vóór de stichting van de staat Israël, en vandaag,
een paar jaar vóór de zich nog steeds uitbreidende oorlog tussen Hamas en
Israël in Gaza. Deze romanvorm heeft het voordeel, dat je er de belangrijkste
gebeurtenissen in kan bespreken en de historische lijn kan volgen. Je kan op al
deze historische feiten namen en gezichten plakken, zodat je als resultaat
eerder een persoonlijk familieverhaal denkt te lezen dan een historisch
overzicht.
Als
geïnformeerd lezer weet je, dat al deze feiten ‘waar’ zijn, ook al blijven de
hoofdpersonages fictief. Zo kan je hier niet alleen de statistisch
controleerbare feiten aantreffen, maar die aanvullen met de geloofwaardige
individuele reacties van de Zionisten (later Israëli’s) en de Palestijnen in
dit nog steeds actuele drama. De auteur, die vandaag als wetenschapper in de
Verenigde Staten woont, werd daar ook geboren als kind van Palestijnse
vluchtelingen, iemand die als burger weliswaar een geslaagd immigrant in de VS
is, maar die probeert zoveel mogelijk van de geschiedenis en cultuur van het
Palestina van haar ouders en voorouders in haar werk te bewaren. En die erfenis
is, zoals we weten, verre van geschikt voor een rechtlijnige of doctrinaire
interpretatie.
Om te beginnen was de intiemste jeugdvriend van haar opa een Joodse jongen,
maar tijdens de Nakba wordt de oudere broer van de vertelster gekidnapt en als
overtuigd Jood en gedreven Zionist opgevoed, zodat hier op geen enkel ogenblik
van een doctrinair zwart-wit verhaal kan gesproken worden. Deze genuanceerdheid
maakt dit verhaal levendig en overtuigend, ook al duizel je als lezer soms
onder de overvloed van de feiten die op zich allemaal kloppen, van de eerste
confrontaties tussen Zionisten en Palestijnen over de moorden in de kampen van
Sabra en Shatila, waar overal leden van de uitgebreide familie bij betrokken
zijn, tot de verspreiding van veel overlevenden in het Midden-Oosten, Europa en
Noord-Amerika. Ook de reacties op de catastrofe zijn geloofwaardig: de
meerderheid schikt zich min of meer in het lot, waar omzeggens slechts enkele
buitenstaanders zich na zoveel jaren nog om bekommeren, terwijl enkelen,
waaronder haar broer Youssef, na de moord op zijn gezin in Shatila nog alleen
voor wraak voor het hen aangedane onrecht willen leven.
Dus terwijl de in 1948 gekidnapte
Ismaël (David) beetje bij beetje de waarheid over zijn afkomst ontdekt, gelooft
zijn broer nog slechts in harde, maar strategisch zinloze terreuracties.
Tot zover de typisch
mannelijke reactie van de mannen, die uiteraard perfect past in de strategie
van hun Zionistische tegenstanders en hun westerse bondgenoten in het andere
kamp, die als het moet – en het moet blijkbaar voortdurend --, hun gedrag bijna
onvermijdelijk als legitiem verweer tegen het terrorisme kunnen rechtvaardigen.
Maar het
verhaal is geschreven door een vrouw die als Palestijnse weliswaar alle begrip
kan opbrengen voor deze in feite onmachtige mannelijke haat, maar die tegelijk
ook erfgename is van een cultuur die groter is dan deze eeuwige wet van de vergelding,
ook als gaat het om het verlies van zoveel onschuldige familieleden en
medeburgers. Geen van deze Palestijnse vrouwen gelooft in een spoedige
rechtzetting van deze toestand op kracht van het eigen verzet of met de loyale
hulp van hun Arabische medebroeders en bondgenoten, laat staan door het ingrijpen
van de internationale organisaties, maar strijdt, elk op haar eigen manier, om
het beste van de eigen cultuur te laten overleven, ook al zullen zij
hoogstwaarschijnlijk een dergelijke omslag van de machtsverhoudingen en het nu
al generaties vastgeroeste wantrouwen niet meer beleven.
De boodschap van deze roman is
duidelijk: hier wordt niets goedgepraat of door ander onrecht (bijvoorbeeld de
Shoah) gelegitimeerd, hier worden de fouten van de eigen mensen niet verzwegen,
maar hier wordt de herinnering aan het hen ongedane onrecht, met de woorden van
de Israëlische dichter Jehuda Amichai, ‘omgebogen tot een vorm van hoop’.
Susan Abulhawa:
Ochtend in Jenin, De Geus, Breda 2024, 418 p. ISBN 9789044550665.
Vertaling van Mornings in Jenin door Marianne Gaasbeek. Distributie L&M
Books
deze pagina printen of opslaan