‘Geen enkel mens kan
opgeschreven of uitgewist worden. Se ei toimi. Dat gaat niet. […] Geen
enkele pennenstreek is een mens.’
Het zijn de woorden van Brita Caisa Seipajærvi, 35 jaar oud,
en ze neemt voorgoed afscheid van wat is geweest. Ze vertrekt ‘met een
neergeslagen blik’ uit haar dorp in Fins Lapland om nooit meer terug te keren. Ze
is een vrijgevochten vrouw, ongetrouwd met twee zonen van verschillende vaders,
Aleksi en Heikki. Vier zondagen lang heeft Brita Caisa de kerktucht moeten
ondergaan, is ze publiekelijk in de kerk te schande gezet omdat ze een affaire
had met een getrouwde man. We schrijven 1859, het is winter en ijzig koud. Met haar
kinderen sluit ze aan bij een reisgezelschap naar Noorwegen, waar ze een goede
man wil trouwen, die de kost kan verdienen voor haar en haar kinderen. Ze heeft
het goed overgedacht:
‘Een visser. Iemand met een boot. Die weet waar de vis
bijt. Die kan zingen. Iemand die niet te veel drinkt. Iemand die een sterke rug
heeft en niet te jong, roekeloos en onervaren is. Iemand die van mijn kinderen
houdt en niet vindt dat ze in de weg lopen. Hij mag best eigen kinderen hebben,
dan is er niets mis met zijn zaad.’
Brita Caisa is een passionele
schoonheid en ook op deze reis met een pragmatisch doel zijn het vooral de
emoties die haar drijven. Als ze onderweg Mikko ontmoet -- getrouwd, jawel –
raakt ze opnieuw verwikkeld in een verboden relatie. Dat kan natuurlijk niet
geheim blijven, er wordt volop geroddeld en Brita wordt met de rug aangekeken.
Ook haar oudste zoon keert zich van haar af omdat hun oorspronkelijke,
verstandige plan om zich te vestigen en een fatsoenlijk leven te leiden in het
water valt. Het verhaal sluit af met de veroordeling van Brita en Mikko wegens
overspel, tot een celstraf op water en brood in de gevangenis van Vadsø.
Tot daar de (al te) summiere
samenvatting van het gebeuren in de lijvige en trage roman Het mes in het
vuur. De ambitie van Ingeborg Arvola is nochtans groot. De reis van een
zelfbewuste, ongebonden vrouw is de motor om een stuk geschiedenis van een heel
volk te beschrijven. Er gaat dan ook ruime aandacht naar de barre
omstandigheden van een nomadisch leven, het bijgeloof, de gebruiken en de
opvattingen in de Kven- en Sami-cultuur. Het is een hard verhaal, dat Arvola gedetailleerd
en eloquent beeldend ontrolt. Je rilt bij de beschrijving van het rauwe werk in
de visvangst bij diepe vriestemperatuur, maar de verbondenheid tussen de gemeenschappen
is sterk en vaak hartverwarmend. En hoewel Brita’s levenswijze afgekeurd wordt,
krijgt ze ook waardering, want ze lijkt over genezende krachten te beschikken.
De epische roman
staat bol van weelderige, zintuiglijke beschrijvingen. Ze doorweven het
realistische verhaal van een onbarmhartig leven met poëzie. De evocatie van de
overweldigende natuur is hartstochtelijk, de symbiose van de natuurkracht met
de oplaaiende passie tussen Brita en Mikko adembenemend:
‘Ik breng de pollepel naar mijn
lippen om te drinken. Op hetzelfde moment is hij er, die net nog niet in beeld
was, bezweet van het slaan met de hamer […] We staan elk aan een kant van de
houten emmer en drinken om de beurt, elke slok verlaagt de hartslag van de
wereld […] het water stroomt door zijn keel, de muggen in het kreupelhout
stoppen met zoemen, het moeras stopt met borrelen, het water in de rivier
stroomt niet langer naar de fjord, want nu wordt het vloed. Krachten groter dan
die van de rivier maken zich kenbaar, keren de stroom van het water, de stenen
in de rivierloop verdwijnen terwijl de zee druk uitoefent, het water stijgt
langs de oevers, de forel schiet als een pijl door de onderste
stroomversnellingen en de platvissen cirkelen onzichtbaar in de monding van de
rivier, een kracht groter dan die van de rivier heeft het overgenomen.’
Het zijn
beschrijvingen als deze die de lectuur moeiteloos gaande houden, want het
verhaal van Brita’s reis verloopt uiterst langzaam en je vraagt je gaandeweg af
waar het heen moet. Het slot maakt duidelijk dat Het mes in het vuur nog
een vervolg krijgt, dit is het eerste deel van een trilogie. Arvola heeft Brita
Caisa geïnspireerd op haar eigen betovergrootmoeder. Het belang van de
historische context lees je al af uit de proloog, maar het verhaal wordt ook nu
en dan onderbroken door korte stukjes historische informatie. Arvola licht nog
een en ander toe in het nawoord, waarin ze onder meer het gebruik van Finse
uitdrukkingen en variaties in de naamgeving in haar roman verklaart.
Ingeborg Arvola: Het
mes in het vuur, De Bezige Bij, Amsterdam 2024, 376 p. ISBN 9789403128535. Vertaling van Kniven i ilden door Rymke Zijlstra.
Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan