Margreet Schouwenaar werkt al drie decennia
aan een poëtisch oeuvre dat onterecht grotendeels onopgemerkt is gebleven.
Nochtans schrijft zij een lyriek die indringend en geraffineerd is maar
tegelijk ook herkenbaar en sterk inlevend genoemd mag worden. Haar jongste
bundel, Dat ijsberen eieren eten (een hoogst intrigerende titel), toont
opnieuw overtuigend haar eigen toon. De gedichten lijken op het eerste gezicht
gecontroleerd en evenwichtig, met een aantal thematisch samenhangende reeksen.
Bij nader toezien valt echter niet alleen de grote variatie op, maar ook het
feit dat sommige teksten bruusk verspringen en dat de zinsbouw vaak onaf is.
Het laat zien hoe ontregeling en regels op een intrigerende manier samengaan,
zeker bij een dichter voor wie ritme zo een belangrijke rol speelt.
Die klassieke
schriftuur met de daarbij opvallende ontregeling is tekenend voor de thema’s
van de bundel. Schouwenaar baseert de meeste gedichten op haar eigen leven:
gebeurtenissen en mensen uit haar directe omgeving, haar persoonlijke omgang
met moeilijke momenten, de terugblik op haar verleden. Het zijn elementen die
de identiteit van de dichter onafgebroken bepalen, maar tegelijk is zij zich
ervan bewust dat het in feite gaat om hiaten en selecties, om de manier waarop
herinneringen worden vergeten, bewaard en vooral gekleurd voor wat daarna is
gevolgd. Daarenboven is dat persoonlijke niveau tegelijk ook universeel
herkenbaar, en in die zin streeft de dichter naar inzichten en gevoelens die
ook voor andere lezers relevant zijn. Bij momenten gaat ze overigens nog verder
en brengt ze dat persoonlijke bestaan in verband met de universele problemen
waarmee de mensheid momenteel kampt. Vooral haar visie op de natuur, als
tegelijk een voedende en een bedreigde kracht, is boeiend uitgewerkt: bij
momenten krijgen natuurverschijnselen een dreigende energie en lijken ze de
mens te willen straffen voor het aangedane onrecht.
Vanaf de eerste gedichten wordt
dat samenspel duidelijk. De dichter probeert de herinnering te bewaren aan haar
moeder, aan haar eigen jonge kinderen, aan een geliefde, telkens vanuit het
besef dat die periode definitief achter haar ligt. Wat voorbij is kan echter
opnieuw tot leven gewekt worden door de herinnering en vooral door de taal van
de poëzie. Associaties en fragmenten krijgen opnieuw hun kleur en hun
intensiteit, en Schouwenaar weet telkens weer sprekende details en suggestieve
beelden naar voren te halen om een heel universum op te roepen. De zintuigen
spelen daarbij een belangrijke rol. Het verleden wordt zo terug tastbaar, maar
zelfs dat kan het voorbije karakter niet ongedaan maken.
Dat besef brengt de dichter tot
een analyse van de tijd. Ook in het heden is het besef van voorbijgaan, van
ouder worden, van verdwijnen intens aanwezig. De ouderdom draagt er zelfs toe
bij dat het verleden steeds intenser wordt ervaren en aan belang wint.
Daarnaast is er de gang van de generaties, een thema waar het bestaan van
individuen in een langer perspectief wordt geplaatst. Ons leven is maar een schakel
in een veel groter tijdsbestel. Het is net in dat verband dat de natuur en de
seizoenen erg bewust worden ervaren. Hier verloopt de dynamiek veel trager en
regelmatiger, met een terugkeer van wat op een gegeven ogenblik voorbij lijkt.
Het is een louterend besef, dat aan deze gedichten nog een meerwaarde verleent.
Schouwenaar is alleszins een dichter die veel meer lezers verdient met haar
gedichten, zowel omwille van haar grote menselijkheid en haar genuanceerde blik
als omwille van haar grote stilistische vaardigheid.
Margreet Schouwenaar: Dat
ijsberen eieren eten, P, Leuven 2024, 59 p. ISBN 9789464757378
deze pagina printen of opslaan