Poëzie

BOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

Paul Demets: De schaamsoort

door Dirk De Geest

Paul Demets is de jongste jaren ongemeen productief, met zelfs meer dan een bundel per jaar. Die bundels zijn blijkbaar verdeeld over zijn Nederlandse uitgever en het Gentse Poëziecentrum. Die omvangrijke productie hangt samen met het feit dat heel wat gedichten ‘achterstallig’ worden gepubliceerd (nadat ze lang in de lade hebben gelegen), maar ook met het feit dat de dichter graag schrijft in dialoog met een andere kunstenaar, met wie hij zich verwant voelt. Dat is blijkbaar een stimulans om een nieuwe bundel aan te vatten en op relatief korte tijd te voltooien. Zo verschenen de afgelopen jaren bundels waarin het beeldend werk van Roger Raveel (Het web van omtrek), Raoul De Keyser (De hartvinger) en Leon Spilliaert (De landsheer van de Lethe) de kiem vormde voor eigen gedichten.
 
De nieuwe bundel, De schaamsoort, is daarmee enigszins vergelijkbaar, maar ditmaal ligt de oorsprong ervan in de persoon en het werk van Guido Gezelle. Jaren geleden werkte Demets mee aan een project rond poëzie in Brugge met een eerste Gezellegedicht en nu, met het Gezellejaar als aanleiding, is dat vertrekpunt uitgegroeid tot een hele bundel. De centrale vraag daarbij is in hoeverre het werk van Gezelle nog als dat van een tijdgenoot gelezen kan worden: is de priester-dichter uit de negentiende eeuw, die weliswaar uiterst modern schreef maar tegelijk bijzonder conservatieve standpunten huldigde, nog actueel in de maatschappij en de literatuur van vandaag? De dialoog zelf is haast mathematisch opgebouwd, met zeven reeksen van ieder zeven gedichten. Elke reeks heeft als titel een van de ondeugden meegekregen (met de Latijnse benaming), waardoor het geheel als het ware de onvolkomenheid van de mens en de mensheid beklemtoont, het tekortschieten als een soort van existentieel besef. De motto’s brengen daarbij een morele dimensie op de voorgrond, van verantwoordelijkheid en schuld: ze zijn ontleend aan critici uit de identiteitsbewegingen en de klimaatbeweging. Het is duidelijk, in feite is de missie van Demets niet minder sturend en moraliserend dan die van zijn poëtische voorganger.
 
Dat de dichter zich bewust is van de grote historische afstand tussen hemzelf en zijn illustere voorganger, wordt steevast onderstreept. Het algemeen-menselijke wordt als het ware geïnfiltreerd door onze hedendaagse subjectopvatting en door onze maatschappelijke problemen. Net zoals in zijn eerdere bundels worden dan ook frequent gebeurtenissen uit het leven van de dichter en het nieuws verwerkt via een netwerk van allusies. De reeks over ‘Gula’, de onmatigheid, verwijst bijvoorbeeld duidelijk naar de tragische doop van de studentenclub van de Reuzegommers, die het leven kostte aan een jonge zwarte student. Het gevoel van eigenwaarde, van valse collectieve veiligheid, van verdoken racisme en vooral narcisme wordt hier getransformeerd tot een reeks indringende verzen. Waar de reeks aanvangt met een collectief ‘we’, verwijzend naar jonge studenten op de drempel van de toekomst, verschuift dat perspectief gaandeweg tot een vervreemdend ‘zij’. Mensen worden er dan tot slachtoffers, tot objecten. Tussen die poëtische aanklacht zitten fragmenten verwerkt uit de studentencodex maar ook uit de gedichten van Guido Gezelle. Het is een mozaïekachtige werkwijze die wij al kennen uit Demets’ eerdere bundels. De reeks ‘Invidia’(de afgunst) werkt volgens hetzelfde stramien maar is veel intimistischer en introverter. Hier gaat het vooral om het verlangen van de mens, dat in de natuur als het ware een geprivilegieerde ruimte vindt: de natuurmystiek van Gezelle is daarbij niet veraf.  
Veel van deze gedichten zijn sfeervol, beeldrijk en inspirerend, maar hier en daar is de associatie met maakwerk niet te vermijden. In tegenstelling tot zijn bundel over bijvoorbeeld Spilliaert blijft de thematiek van Gezelle bovendrijven en gedraagt Demets zich toch te zeer als een profeet van de eigen tijd, met militante verzen die weliswaar niet programmatisch willen klinken maar dat in feite toch zijn. De beelden en de atmosfeer waar de dichter zo sterk in is, liggen hier bij momenten aan banden, maar hoe dan ook is De schaamsoort een boeiende en waardevolle bundel. En o ja, een schaamsoort is vanzelfsprekend een fraai beeld voor de mensvisie in deze bundel, maar het begrip verwijst ook naar een vogelsoort die de observator dreigt te ontsnappen, die zich niet zonder meer laat vastleggen op beeld (of in schrift). Het is in die zin een variant van het legendarische ‘schrijverke’ waarmee tal van leerlingen zijn opgegroeid.
 
Paul Demets: De schaamsoort, Poëziecentrum, Gent 2024, 88 p. ISBN 9789056551216

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri