Het
was een eenvoudige vaststelling toen Rusland bijna drie jaar geleden Oekraïne
binnenviel. Plots waren er wel middelen om een toevloed aan vluchtelingen op te
vangen, werden nooddorpen uit de grond gestampt en scholen extra ondersteund om
de jonge Oekraïners mee te krijgen. Mensen die zich al jaren inzetten voor een
humanere opvang van asielzoekers wisten niet of ze dit moesten toejuichen of
net kritiek leveren. Toen in datzelfde conflict Wit-Rusland in een soort
proxy-oorlog Syriërs overvloog en Polen instuurde, werden die zonder pardon
weer de EU-grens overgejaagd.
Albina Fetahaj keek toe en stelde zich vragen. We spreken
van een asielcrisis, maar bij wie nijpt die crisis het hardste? Waarom kan ze
met haar Belgische paspoort vrij naar 133 landen, maar heeft ze op vertoon van
haar Kosovaarse een visum nodig in 108 landen? En hoe kon ze zich ooit gelukkig
prijzen toen ze de Belgische nationaliteit kreeg, als haar inclusie in onze
maatschappij er een is die gestoeld is op exclusie?
In Grenskolonialisme
blijft ze die ongemakkelijke vragen stellen en doet ze al even ongemakkelijke vaststellingen.
De kern is dat het westen misschien wel zijn kolonies heeft losgelaten, maar
door zijn grenzen te sluiten eenzelfde afhankelijkheid en achterstelling van
het globale zuiden in stand houdt, vandaar ook de titel. Het boek is
pamflettair, inclusief cursiveringen en bevat heel wat neologismen die mensen
op rechts op de kast zullen jagen. Grenskolonialisme is er al een van, maar ze
heeft het voorts ook over ‘tot migrant gemaakten’, een ‘geïllegaliseerde manier
op de grens over te steken’ of ‘migratiemakelaars’, zoals wij reismakelaars
hebben. Toch is het niet gratuit of uit de losse pols geschreven. Ze kan bogen
op een uitgebreide literatuurlijst en neemt in haar beschrijving van de
problematiek een ruime aanloop.
Deze scheeftrekking is niet gestart met de
dekolonialisering, maar in 1492, toen Columbus voet aan wal zette in wat later
Amerika zou heten. Juristen onderbouwden aanvankelijk de these dat men het
recht had om zich te vestigen in de Nieuwe Wereld, maar enkele honderden jaren
later werd evenzeer gesteld dat een maatschappij vreemdelingen kon uitsluiten
als die de eigen maatschappij in gevaar brachten. Inclusie elders werd exclusie
op eigen bodem.
En zo toont Fetahaj duidelijk aan hoe het ene onderdrukkingssysteem
overging in het andere. De slavernij werd afgeschaft, maar meteen verschenen de
eerste ‘gastarbeiders’ op de plantages. Kolonies werden onafhankelijk, maar
toen verdween ook het recht om naar het moederland te reizen, hoewel dat rijk
geworden was dankzij de opbrengsten uit de kolonies.
Het boek is geen droog
feitenrelaas, maar door de vele persoonlijke verhalen krijgt ‘de vluchteling’
ook een gezicht en een verhaal. Fetahaj spaart trouwens ook de progressieve
zijde niet, die veel te laks blijft en telkens opnieuw de doden op de
Middellandse Zee ‘betreurt’ zonder zich al te veel aan te trekken van het lot
van de overlevenden.
Dit boek is gebaseerd op haar masterscriptie en vooral in het begin valt
dat te merken in de schrijfstijl, al ebt dat snel weg. Na verloop van tijd valt
ze wel wat in herhaling en net op het moment dat je denkt: ‘maar wat is jouw
alternatief’, komt ze er ook mee op de proppen. Geen grenzen meer. Zo eenvoudig
is het. Wie dit te utopisch acht, daagt ze uit. Zwijgen is geen optie meer, en
we zijn al vaker van paradigma veranderd. Migratie is er altijd geweest en als
je het probleem werkelijk wil aanpakken, kan je dat maar beter bij de bron doen.
Dit boek biedt in zijn diepe menselijkheid een verfrissend
tegengewicht aan het heersende denkpatroon. Het is uitkijken naar het verdere
(academische) werk van Albina Fetahaj, de start is alvast veelbelovend.
Albina Fetahaj:
Grenskolonialisme, Epo, Antwerpen 2024, 200 p. ISBN 9789462675032
deze pagina printen of opslaan