Nu hij als volwassene, ‘na jaren van inzicht’, de gebeurtenissen van op een afstand bekijkt, gaat Lars-Einar terug naar de tijd toen hij bij zijn moeder woonde en met onregelmatige tussenpozen op bezoek ging bij zijn vader. Eén zomervakantie bracht hij langere tijd met hem door op de familieboerderij
waar zijn vader is opgegroeid. De zomer van 1983, toen hij negen was en die
tocht maakte waarna hij zich eindelijk waardig voelde, als ‘een van de anderen
hier en niet alleen maar een buitenstaander maar een ingewijde.’
De berg, het meer,
het geweer, begint op de ochtend van die cruciale dag. Maar nog voor Lars-Einar
in de jij-vorm tegen de afwezige vader vertelt over die dag toen hij negen was
en ze naar de top van de berg gingen, tot bij het meer, nog voor het moment dat
zijn vader hem opdraagt om eten en zijn geweer mee te nemen, heb je al een
spervuur aan herinneringen voor de kiezen gekregen. Herinneringen aan die
zomer, maar ook aan momenten voor die tijd en vooruitwijzingen naar hoe het
later zal aflopen met die vader. Af en toe raak je de weg kwijt, weet je niet
meer precies over wie het gaat, want afgezien van de ik-verteller krijgt
niemand een naam.
De ellenlange elliptische stapelzinnen vol nevenschikking zorgen voor een
staccato, stokkerig ritme dat nog versterkt wordt door de bladspiegel omdat
hele pagina’s vol witruimtes zitten met korte zinnen van een hele of een halve
regel. Soms wordt de grammatica zelfs helemaal losgelaten: ‘Een grote,
gelukkige tussen haakjes, dit verblijf waar we in en uit zouden struikelen.’ Struikelen
is ook een beetje wat je als lezer doet, want al die nadrukkelijke ingrepen
hebben een dwingend karakter. Je moet je aandacht er heel goed bij houden.
Tenminste, ik ga ervan uit dat de vertaler zich aan de stijl van de auteur
heeft gehouden, en als dat zo is, dan is het effect wel geslaagd.
Stukje bij beetje
krijg je in flitsen en flarden die als lussen in elkaar haken en zich steeds
maar herhalen, de informatie die je nodig hebt om de beelden en de scènes te
interpreteren. De vader in kwestie is een losgeslagen projectiel,
onberekenbaar, maar wel zorgzaam op zijn eigen manier. ‘Het was meestal waar:
bij mij was je meestal gewoon leuk, speels wanneer je dronken was, maar al snel
gemeen en lastig bij anderen...’ Naarmate het verhaal vordert, krijg je steeds
meer zicht op de omvang van het geweld met bijvoorbeeld een heftige vechtscène
in slow-motion. Of een scherpe momentopname: ‘[…] ruzie van ontbijt tot het
avondeten, als een statisch geruis uit een vergeten radio in de kamer ernaast
waar niemand aandacht aan besteedt of waarvan de pogingen al zijn opgegeven om
hem uit te zetten, aanzwellend en afnemend op een constante frequentie [...]’
Hoe groot is
het verlangen van een mens om ergens bij te horen, hoe groot de drang naar
erkenning en aanvaarding? Hoe belangrijk is familie? Tot waar reikt de liefde
van een zoon voor zijn vader? Hoe ver kan een vader zijn macht oprekken zonder
dat de band met zijn zoon dwars doormidden scheurt? En hoe vaak wordt
vadergemis doorgegeven van vader op zoon? Dat zijn een paar kernthema’s waar De
berg, het meer, het geweer over gaat. Maar terwijl het destructieve
karakter van die vader-zoonrelatie steeds onontkoombaarder wordt, neemt ook de
deernis toe voor een mens die maatschappelijk ten onder gaat omdat hij voor een
groot deel wordt aangestuurd door biologische processen. Dit is een weerbarstig
verhaal dat fundamentele vragen oproept die je niet zo snel weer kwijtraakt.
Lars Ramslie:
De berg, het meer, het geweer, Oevers, Zaandam 2024,229 p. ISBN 9789493367159.
Vertaling van Fjellet, gevaeret, vannet door Rymke Zijlstra. Distributie De
Wolken
deze pagina printen of opslaan