Non-fictie

BOEKEN NR. 2, FEBRUARI 2025

Stine Jensen: Goddeloos. Waarom we atheïsme nodig hebben

door Ludo Abicht

Goddeloos van Stine Jensen, hoogleraar publieksfilosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, is een (h)eerlijk essay/pamflet over de rol van atheïsme in reeds decennia lang officieel agnostische, vaak onterecht ‘neutraal’ genoemde samenlevingen als Nederland en Vlaanderen.
 
Het is boven alles een eerlijke tekst van iemand die heel duidelijk is over haar zekerheden en twijfels, die openstaat voor andere, scherp van de hare afwijkende meningen en die zich daarom, in tegenstelling tot de zendelingen van overtuigde gelovigen én even overtuigde ongelovige ijveraars, kwetsbaar opstelt. Als lezer krijg je niet eens de kans om veilig aan de kant van de discussie (het conflict) te blijven staan, omdat ze ook expliciet met jouw mening rekening houdt. Omdat het zo vlot en meesslepend geschreven is kunnen voor- en tegenstanders van haar positie kennismaken met andere standpunten, zonder tot karikatuur te worden gereduceerd. Anders gezegd: ze behandelt verschillende meningen respectvol, zonder haar ‘tegenstanders’ tot vertekeningen (of schertsfiguren) te willen herleiden, maar ook zonder haar uitgesproken eigen standpunt op te geven.
 
Het is een doorwrocht essay, met een ruime bronnenopgave en een overvloedige reeks informatieve eindnoten, die wél gepresenteerd worden zonder daarmee de tekst te geleerd of academisch te maken, en het is tegelijkertijd een hoffelijke verdediging van haar eigen opinie. Op dit moment in haar leven en loopbaan is het een afsluiting van een lange denktocht, maar juist daarom allesbehalve een ideologisch correcte Dogmatische Conclusie.
 
Jensen begint met het onderscheid tussen de traditionele discussies over de vraag naar het bestaan van een God of Goden, die tijdens de verlichting geleid heeft tot een op dat moment (en slechts voor niet meer dan 12 % van de wereldbevolking) zinvolle keuze voor een wetenschappelijk beroep op de rede en ons dus in principe verlost heeft van foutieve of onwetenschappelijke verklaringen en praktijken. Intussen hebben we nu al meer dan twee eeuwen ervaren dat dit antwoord niet volstaan heeft en de laatste decennia van veel kanten in vraag wordt gesteld. Die elementen komen terug in de wildgroei aan therapieën die vandaag de traditionele ‘zielzorg’ van de kerken en andere religieuze instellingen verdrongen hebben.
 
Wie vandaag nog pleit voor een terugkeer naar de theorie en praktijk van de verlichting botst op de behoefte van zoveel mensen aan andere verklaringsmodellen en praktijken, zoals onder meer Michel Foucault heeft aangetoond over de verschillende succesrijke, vaak winstgevende metamorfosen van de traditionele biecht. Wie, zoals Jensen, daarom pleit voor een grondige herziening en vernieuwing van het klassieke humanisme, moet veel meer rekening houden met de nieuwe, vaak revolutionaire inzichten van de medische en de sociale wetenschappen, met de ontegenzeggelijk sombere momenten van onze moderne geschiedenis en met ons grondig veranderd beeld van de mens als individu en lid van een collectief. Deze nieuwe inzichten dwingen ons het vertrouwde humanisme op basis daarvan grondig te herzien en zo nodig te herijken. Met andere woorden: de noden zijn dezelfde gebleven, maar de gevaren die ons persoonlijk en collectief bedreigen zijn daarmee niet zonder meer verdwenen. Het volstaat echter niet terug te grijpen naar het achteraf gezien misschien wel al te naïeve zelfvertrouwen van het modernisme. Het enigszins verbazend snelle succes van het postmodernisme als correctie op dat zelfvertrouwen mag daar een waarschuwingsteken zijn.
 
De auteur neemt geen blad voor de mond of verschuilt zich niet achter grote namen: ‘Ik pleit in dit essay voor een moedig en seculier atheïsme dat zich staande houdt in het maatschappelijk en politiek krachtenveld, waar radicaal-rechts flirt met het conservatieve christendom enerzijds en identitair links zich opwerpt als dé hoeder van de islam anderzijds. Een atheïsme dat zich niet laat kapen of inlijven door deze uitersten, maar vrijmoedig van zich laat horen wanneer het gaat om hete hangijzers: van boa (buitengewoon opsporingsambtenaar) tot boerka, van slachten tot seksuele voorlichting, van gebedsruimte tot modest fashion en weigerambtenaren [een neologisme voor een ambtenaar die op grond van zijn overtuiging weigert een huwelijk van homoseksuelen te voltrekken]. Ik sta, om met de vitaliteit van Nietzsche te spreken, voor een baldadig teder atheïsme.’ Ik zelf zou het hier liever niet hebben over ‘radicalisme’, een term die volgens mij een positieve waardering verdient, maar over ‘extremisme’.
 
Jensen gelooft niet in de zogeheten ‘dialoog’, waarbij gevoelige thema’s vermeden worden. En daarom pleit ze voor een atheïsme zonder taboes. Dat dit evenzeer geldt voor een geloof dat geen moeilijke thema’s schuwt, is vanzelfsprekend. Dit lijkt voor velen van ons normaal, omdat het berust op een samenlevingsmodel dat zich niet bedreigd voelt door het contact en de uitwisseling van overtuigingen die niet alleen andere meningen kunnen verdragen, maar erdoor wellicht kunnen verhelderd of in ieder geval duidelijker worden gemaakt.
 
Dit essay heef ook een pedagogisch aspect: indien bijvoorbeeld meer vrouwen in een maatschappij een uitgesproken atheïstisch profiel zouden ontwikkelen, zou dit als rolmodel kunnen dienen om een aantal misverstanden over zogenaamd aangeboren mannelijke en vrouwelijke maatschappelijke houdingen ten opzichte van religie te ontkrachten:
 
‘Zou het hier ook disproportioneel vaker gaan om liberale vrouwen die klassieke genderrollen verwerpen? Dat zou boeiend zijn om te onderzoeken.’
 
En ons tegelijkertijd aanzetten, het cliché over de vrouwen die ‘veel acceptabeler naar religieuze instituties [zouden zijn] dan de instituties naar hen’ opnieuw kritisch te onderzoeken. Het klopt dat we ons al te vaak geen vragen stellen, wanneer we merken dat er in de leeglopende kerken alleen nog vrouwen zitten. Anders gezegd: alleen wanneer we een authentiek pluralistische samenleving bereikt hebben, kunnen we ons afvragen waarom we ons bij dat toch opvallende genderonderscheid geen vragen gesteld hebben, terwijl de meerderheid van de religies eerder de nadruk leggen op de leidende rol van de mannen, zodat je in feite geneigd zou zijn het omgekeerde, met name een opstand van de vrouwen, te verwachten.
 
Net omdat Jensen weigert, zich bij al die schijnbaar vanzelfsprekende waarheden neer te leggen, maar ook haar lezers, wat ook hun persoonlijke of familiale uitgangspunten zijn, uitnodigt om met haar verder te denken, is dit essay actueler dan ooit.
 
Stine Jensen: Goddeloos. Waarom we atheïsme nodig hebben, Prometheus, Amsterdam 2025, 93 p. ISBN 9789044657633. Distributie L&M Books

deze pagina printen of opslaan



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri