Elise Vos debuteert met Bolster bij De Zeef, een initiatief dat erop gericht is nieuwe
beloftevolle geluiden een podium te geven. De kaft laat een kind zien dat een
(moederlijke) wolf (of is het toch een vos?) omhelst. Het is een teder
tafereel, maar door zijn allusie op Roodkapje is het ook bijzonder dubbelzinnig
en bedreigend. Die dubbelheid is typerend voor veel gedichten in de bundel. Aan
het einde wordt een kind dat Bolster heet de wereld ingestuurd: het is
weliswaar zindelijk en getraind, maar het blijft (getuige zijn naam) intens verraderlijk.
Het is ongetwijfeld ook een treffend beeld voor de bundel die de lezer op dat
ogenblik wil dichtslaan.
Deze gedichten zijn
inderdaad bij momenten stekelachtig, maar dat komt vooral voort uit de
kwetsbaarheid en de gekwetstheid van het dichterlijke ik. De personages –
afwisselend een ik, een wij, een zij – zijn alle mee bepaald door hun verleden,
en het lijkt erop dat dit ook hun verwachtingen en hun dromen oriënteert.
Vooral de vrouwen worden monumentaal geportretteerd in deze verzen. De vrouw in
de openingsreeks doet huishoudelijke taken, maar die worden verbeeld als
mythische handelingen; zij cijfert zich weg voor haar man, maar tegelijk is zij
zich intens bewust van haar eigen identiteit. Verderop in de bundel wordt
geregeld verwezen naar godinnen en vrouwen uit Oost-Europese sprookjes: het is
een manier van de dichter om haar personages uit te vergroten en ze boven de
anekdotische geschiedenis te tillen.
Algemeen spreekt uit de bundel een dubbel gevoel. Aan de
ene kant zijn de meeste personages, en met name het lyrische ik, gekwetst. Ze
gaan gebukt onder vervreemding en conflicten, en de sporen van hun tekorten
zijn terug te voeren tot trauma’s. Ook de relatie tot de geliefde is allerminst
problematisch. Vos brengt die gegevens terug tot een archetypische patroon door
ze te ontdoen van al te persoonlijke referenties en veel in het vage te houden.
Dat zal sommige lezers frustreren, maar daar staat tegenover dat de beeldspraak
de horizon opent voor een meer symbolische lectuur, die oog heeft voor het
samenspel van de metaforen. Die negativiteit slaat bij momenten om in angst en
dreiging, het gevoel niet thuis te horen in de wereld maar ook niet bij anderen
terecht te kunnen.
Aan de andere kant blijft echter
de hoop toch onaangetast. Veel in deze gedichten verwijst naar de mogelijkheid
om te ontsnappen, om in de sporen te treden van legendarische vrouwen. Ook het
verlangen naar een kind en de noodzaak om zich poëtisch te uiten kunnen gelezen
worden als ontsnappingsroutes. Toch is ook hier een zekere vaagheid troef. Hoe
die toekomst eruit moet zien, wordt hooguit gesuggereerd. En het slotgedicht,
waarin Bolster tot leven komt, is ook in dat opzicht bewust dubbelzinnig. Er is
weliswaar de geboorte, die nieuw leven symboliseert en een nieuw begin, maar
dat gaat nodig gepaard met een bolster, een scherm om zich tegen de vijandige
wereld te verdedigen.
Bolster is hoe dan ook een
mooie en diep reikende bundel, al werkt de vaagheid en de onduidelijkheid van
sommige beelden enige argwaan bij de lezer. Maar ook die verontrusting maakt
deel uit van de literaire ervaring.
Elise Vos: Bolster,
De Zeef, Gent 2024, 78 p. ISBN 9789464757514
deze pagina printen of opslaan