Vissen onder, over of achter het net
Schrijver-schilder en notoire, literaire
schuinsmarcheerder Pjeroo Roobjee – zopas 80 geworden – heeft een nieuw boek
uit Vissertjes.Hoe dat tot stand gekomen is, expliqueert hij in een
interview met de krant De Morgen: ‘Je bent jong, je gaat aan de
schrijftafel zitten, je staat weer op en je bent 80’.
In een tijd waarin, naar de
woorden van Roobjee, Trump het toonbeeld van de wansmakelijkheid is op alle
gebied en niet van enige rechtschapenheid kan verdacht worden, speelt de
gevorderde leeftijd van de auteur in genen deel een rol, om een allesbehalve
braaf burgerlijk romannetje neer te schrijven. Eerder zet het de auteur Roobjee
aan tot een niet te stuiten dadaïstische, melancholiek gedreven bevlogenheid. Het
moet, qua stijl, dan wel in overladen grandeur en joyeus klinkende elegantie
tot stand komen, anders hoeft het niet, en liefst wat verwarring teweeg
brengen. Dan pas is het ‘comme il faut’. Dwarsheid moet er zijn.
Personages Joël Troch
en Benoit Singeleyn treffen aan hun voordeur het zwarte meisje Maybelle
Lee-Hoornaert – het ebonieten wezentje – dat staande houdt : ‘Ik ben uw dochter’.
Dat leidt tot enige consternatie en vluchtgedrag, waarna een hele familiesaga zich
ontspint, die enige generaties achteruit boert, kwestie van het verhaal gaande
te houden, en eindigt in een apotheose van, bij wijze van spreken, over elkaar
struikelende lijken. Maar laat ons – het slot verklappend -- niet op de zaken
vooruit lopen.
Samengevat: voldoende om, naar de woorden van de auteur, ‘eigenlijk niet zoveel
-- beter nog : zo goed als niks -- te laten gebeuren, maar tegelijk véél te
zeggen’. Zoals, bijvoorbeeld, Gideon, de vader, die met zijn zoon Joël gaat
vissen, die polst naar de toekomstplannen van zijn zoon:
‘Is het waarlijk waar dat gij
later niets wil worden? De aangesprokene blaast in drie en oneffen stoten heel
wat levenslucht naar de dampkring van de nabije buitenwereld, haalt zonder
complexen ongeïnteresseerd vele malen de schouders op en tegendraads zijn mond
chagrijnig spalkend, lispelt hij redelijk nat: ‘Het zou zomaar kunnen […] mocht
een compleet gebrek aan ambitie mijn roeping zijn.’ ‘Goed bezig’ constateert de
fiere vader’.Gideon ziet zichzelf als geparfumeerd met Soirées de Bénévent en
pas gelukkig als hij ongelukkig is. Niet bij machte te genieten, in iets te
geloven, liefst alleen en te lui en ledig om van mensen te houden.’
Je ziet al waar we
naartoe gaan, maar ’t is nog niet gedaan. Intussen genieten we van de
plastische omschrijvingen die de auteur gul uitstrooit en waarmee hij zijn
reputatie zo goed als onsterfelijk maakt. Enkele kleurrijke citaten, ter
illustratie :
‘In
het wreed kort samengevat: we verhuizen naar huis, naar de grijsloze streekte
van het regenvrije echte Vlaanderen dat van ons is en waar we thuis zijn’
‘Gebukt gaande onder de zwaarte van het grauwgetinte hemeldak en
het gewicht van zijn malcontente aard, loopt de tiener langs welgeteld een half
dozijn werkmanshuizen naar een kade waar, na vierenzestig schreden te hebben
afgelegd, een ontmoeting met een in haar poortgat vertoevende krabbenkookster
plaatsvindt.’
‘En zo drukt een voorafspiegeling van dood en
verderf stilaan, maar euh niet gezond van harte, haar stempel op deze overigens
bijzonder aangename namiddag […] Het denken is vervangen door een mercantiele
onnadenkendheid, blinde woede en geweld, goed zo!, van, analytisch gezien,
kamankel ineengeflanste kwaliteitszoekers, bravo! zo prakkeseerde hij.’
‘Amai en ach en o wee, de dobbervreugd aan de Ringvaart en de Leie, alzo
breide zijn gemoed in diepe gedachtengang verder aan zijn zwalpende peinzerij.
Wederom vissertje te kunnen zijn dicht bij de vader. Daar en nergens anders
dromend van zoiets groots, dangereus, ontoelaatbaar, tegen de wet en de geboden
van de mensen, zoiets extreems dat het geen naam heeft, iets obsceens, maar wel
veel erger, als het een niet voor te stellen beugvaart op non -figuratieve,
euh, affaires en dingen. Ach, en amai en o wee’.
De lezer zal zich inmiddels de
bedenking gemaakt dat de recensent zich al te gemakkelijk van zijn taak
gekweten heeft, door het veelvuldige citeren, maar Roobjee schrijft zoals
niemand anders dat doet. En dan haal ik de Gentse wijsheid van maestro Roobjee aan:
‘Binst dade werkt, moede ni peinzen’.
En daarmee zit onze taak er
alweer op.
Pjeroo
Roobjee:Vissertjes, Querido, Amsterdam 2025, 192 p. ISBN 9789025318451.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan