Nederlands proza

BOEKEN NR. 5, MEI 2025

Pjeroo Roobjee: Vissertjes

door Marc Bruynseraede

Vissen onder, over of achter het net

Schrijver-schilder en notoire, literaire schuinsmarcheerder Pjeroo Roobjee – zopas 80 geworden – heeft een nieuw boek uit Vissertjes.Hoe dat tot stand gekomen is, expliqueert hij in een interview met de krant De Morgen: ‘Je bent jong, je gaat aan de schrijftafel zitten, je staat weer op en je bent 80’.
 
In een tijd waarin, naar de woorden van Roobjee, Trump het toonbeeld van de wansmakelijkheid is op alle gebied en niet van enige rechtschapenheid kan verdacht worden, speelt de gevorderde leeftijd van de auteur in genen deel een rol, om een allesbehalve braaf burgerlijk romannetje neer te schrijven. Eerder zet het de auteur Roobjee aan tot een niet te stuiten dadaïstische, melancholiek gedreven bevlogenheid. Het moet, qua stijl, dan wel in overladen grandeur en joyeus klinkende elegantie tot stand komen, anders hoeft het niet, en liefst wat verwarring teweeg brengen. Dan pas is het ‘comme il faut’. Dwarsheid moet er zijn.
 
Personages Joël Troch en Benoit Singeleyn treffen aan hun voordeur het zwarte meisje Maybelle Lee-Hoornaert – het ebonieten wezentje – dat staande houdt : ‘Ik ben uw dochter’. Dat leidt tot enige consternatie en vluchtgedrag, waarna een hele familiesaga zich ontspint, die enige generaties achteruit boert, kwestie van het verhaal gaande te houden, en eindigt in een apotheose van, bij wijze van spreken, over elkaar struikelende lijken. Maar laat ons – het slot verklappend -- niet op de zaken vooruit lopen.
 
Samengevat: voldoende om, naar de woorden van de auteur, ‘eigenlijk niet zoveel -- beter nog : zo goed als niks -- te laten gebeuren, maar tegelijk véél te zeggen’. Zoals, bijvoorbeeld, Gideon, de vader, die met zijn zoon Joël gaat vissen, die polst naar de toekomstplannen van zijn zoon:
 
‘Is het waarlijk waar dat gij later niets wil worden? De aangesprokene blaast in drie en oneffen stoten heel wat levenslucht naar de dampkring van de nabije buitenwereld, haalt zonder complexen ongeïnteresseerd vele malen de schouders op en tegendraads zijn mond chagrijnig spalkend, lispelt hij redelijk nat: ‘Het zou zomaar kunnen […] mocht een compleet gebrek aan ambitie mijn roeping zijn.’ ‘Goed bezig’ constateert de fiere vader’.Gideon ziet zichzelf als geparfumeerd met Soirées de Bénévent en pas gelukkig als hij ongelukkig is. Niet bij machte te genieten, in iets te geloven, liefst alleen en te lui en ledig om van mensen te houden.’
 
Je ziet al waar we naartoe gaan, maar ’t is nog niet gedaan. Intussen genieten we van de plastische omschrijvingen die de auteur gul uitstrooit en waarmee hij zijn reputatie zo goed als onsterfelijk maakt. Enkele kleurrijke citaten, ter illustratie :
 
‘In het wreed kort samengevat: we verhuizen naar huis, naar de grijsloze streekte van het regenvrije echte Vlaanderen dat van ons is en waar we thuis zijn’
‘Gebukt gaande onder de zwaarte van het grauwgetinte hemeldak en het gewicht van zijn malcontente aard, loopt de tiener langs welgeteld een half dozijn werkmanshuizen naar een kade waar, na vierenzestig schreden te hebben afgelegd, een ontmoeting met een in haar poortgat vertoevende krabbenkookster plaatsvindt.’
‘En zo drukt een voorafspiegeling van dood en verderf stilaan, maar euh niet gezond van harte, haar stempel op deze overigens bijzonder aangename namiddag […] Het denken is vervangen door een mercantiele onnadenkendheid, blinde woede en geweld, goed zo!, van, analytisch gezien, kamankel ineengeflanste kwaliteitszoekers, bravo! zo prakkeseerde hij.’
‘Amai en ach en o wee, de dobbervreugd aan de Ringvaart en de Leie, alzo breide zijn gemoed in diepe gedachtengang verder aan zijn zwalpende peinzerij. Wederom vissertje te kunnen zijn dicht bij de vader. Daar en nergens anders dromend van zoiets groots, dangereus, ontoelaatbaar, tegen de wet en de geboden van de mensen, zoiets extreems dat het geen naam heeft, iets obsceens, maar wel veel erger, als het een niet voor te stellen beugvaart op non -figuratieve, euh, affaires en dingen. Ach, en amai en o wee’.
 
De lezer zal zich inmiddels de bedenking gemaakt dat de recensent zich al te gemakkelijk van zijn taak gekweten heeft, door het veelvuldige citeren, maar Roobjee schrijft zoals niemand anders dat doet. En dan haal ik de Gentse wijsheid van maestro Roobjee aan: ‘Binst dade werkt, moede ni peinzen’.
 
En daarmee zit onze taak er alweer op.
 
Pjeroo Roobjee:Vissertjes, Querido, Amsterdam 2025, 192 p. ISBN 9789025318451. Distributie L&M Books

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 5, MEI 2025

Alle fonteinen

Vincent Van Meenen

De elementen

Tom Van de Voorde

De vrouw in de kelder

Emy Koopman, Moniek van de Pas

Het goede kwaad

Samanta Schweblin

ReinAard

Tom Lanoye

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 5, MEI 2025

Beer

Natalia Shaloshvili

De kattengeest

Joost Oosterwijk

Drie stenen

Olivier Tallec

Ik weet niet meer hoe ik slapen moet

Bruno Zocca

Lamelos

Gideon Samson, Milja Praagman (ill.)

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri