Met
Pink Lady levert Saskia De Coster een opmerkelijke bijdrage aan de mooie
Terloops-reeks van uitgeverij Van Oorschot. Elk deeltje ervan is geconcipieerd
rond ‘een wandeling’. De Coster zoekt het redelijk ver van huis: samen met haar
geliefde Teddy reist ze naar Esch-sur-Sûre in de Luxemburgse Ardennen. Daar
hebben ze een ontmoeting geregeld met Raf, een serieverkrachter en -moordenaar
die na zijn arrestatie tot leenslang werd veroordeeld en nu de langstzittende
gedetineerde van België is. Al 51 jaar zit hij opgesloten in de
Nieuwewandeling, de gevangenis van Gent.
Heel specifiek is de schrijfster
geïntrigeerd door de vraag waarom de man twintig jaar geleden daar in
Esch-sur-Sûre op zijn jaarlijks toegestane daguitstap even aan de aandacht van
zijn bewaker ontsnapte, op wandel ging in de bossen en na een paar uur terugkeerde.
De Coster noteert:
‘Wat bezielde hem om terug te keren? Hoe ging het eraan toe in zijn
hoofd? Wie is Raf?’
Het relaas van de wandeling die onder de codenaam ‘Pink Lady’ in haar
notaboek en bij de justitionele instanties staat genoteerd, krijgt vorm vanuit
een dubbele benadering. Er is vooreerst de nadrukkelijke aanwezigheid van de
schrijfster zelf, die terugdenkt aan haar grootouders, en vooral dan aan haar
grootmoeder die wandelen maar niks vond:
‘ze liep van hot naar her, van het kastje naar de muur, van
de varkensstallen naar het veld, van de kelder naar de zolder. Om altijd terug
te keren naar de keukentafel.’
Heel doordacht reikt De Coster op die manier op de
openingsbladzijden al het motief aan van de terugkeer. Al even doordacht is de
slotscène van de tekst, waarin teruggegrepen wordt naar de blijvende invloed
die de grootmoeders op het leven van Saskia en Teddy uitoefenen, maar dan
beladen met de idee van angst die er altijd is geweest en nog steeds is: ‘wij
hebben de prijs voor jullie bestaan al betaald, maar de angst is blijven
rondwaren, dat konden we niet verhelpen.’ Wat daar tegenover kan worden
geplaatst is de kracht van de liefde, ‘we vertellen elkaar dat vrouwen samen
moeten zwerven als nomaden om ongrijpbaar te zijn. We gaan door wouden trekken
en onzichtbaar worden.’
Gaandeweg de lectuur van Pink Lady (de appel als
motief voor het vrouwelijke) wordt het steeds duidelijker voor de lezer dat het
relaas niet zozeer over Raf gaat, maar wel over het ik van de schrijfster zelf.
Schrijvend over het gevaar dat vrouwen nu eenmaal lopen in de nabijheid van een
serieverkrachter, weet De Coster: ‘Ik schrijf het neer en bezweer het.’ Dat
gevaar, de angst voor onbekende mannen, die hun al van in hun prille kindertijd
en jeugd werd aangepraat, neemt in Pink Lady de concrete gestalte aan
van seriemoordenaar Raf. Wat van hem de ‘vampier van Muizen’ heeft gemaakt
(onder die naam werd hij beroemd en berucht bij de hele gemeenschap die zijn
proces op de voet volgde), wordt door hem zelf geduid als een vorm van ultieme
bezitsdrang:
‘dat
is niet te geloven, niet na te bootsen, dat soort genot. Dat is het, dat, de
almacht die ik dan heb. Daar kan niets aan tippen. Niets.’
En waarom hij dan toch weer
teruggekeerd is twintig jaar geleden: ‘Ik koos vanaf hier voor de cirkel.
Wachten op de steen had me niets opgeleverd. Toen wist ik: dit was het. Voor
altijd gedaan. […],Ik houd mezelf in het gareel. Ik ga niet vooruit maar in
cirkels.’
In
zijn beknoptheid van aanpak en uitwerking biedt de wandeling van Saskia De
Coster in Pink Lady, mede door het feit dat veel wordt verzwegen tussen de
regels door, veel stof tot nadenken.
Saskia de Coster: Pink Lady, Van
Oorschot, Amsterdam 2025, 63 p. ISBN 9789028251366. Distributie New Book
Collective
deze pagina printen of opslaan